Imágenes de páginas
PDF
EPUB

In elk vak van 25 vierkante graden oppervlakte, d. i. van 5° lengte en 5° breedte, waren 5 concentrische cirkels getrokken en de daardoor ontstane 4 ringen, door lijnen van den binnensten naar den buitensten cirkel in 16 deelen verdeeld, de 16 windstreken voorstellende.

In de 16 sectoren van den buitensten ring werd nu in cijfers het aantal der winden, in elke streek waargenomen, gedurende de maanden December, Januari en Februari aangegeven, de tweede ring bevatte dat voor Maart, April en Mei, de derde de aanwijzingen van Juni, Juli en Augustus, terwijl de binnenste voor die van de maanden September, October en November bestemd was.

De ruimte binnen den kleinsten cirkel, dus in het midden, werd door twee middellijnen in 4 sectoren verdeeld, om daarin voor elk jaargetijde het aantal malen stilte op te teekenen.

Deze kaarten gaven dus het absolute aantal winden in eene bepaalde ruimte in elke maand aan, zoodat eene vergelijking met de andere cijfers in elk ander vierkant noodig was, om zich eenigsints rekenschap van de heerschende winden te geven. Bij de later aangenomene procentsgewijze voorstelling had men dadelijk een overzicht, terwijl ook het plaatsen van alle maanden op ééne enkele kaart dit overzicht bij de Pilotcharts" nog bemoeilijkt.

"

Tegelijk met deze „Pilotcharts" gaf Maury nog „Currentcharts" uit; dit waren groote kaarten, waarop hij de trekken van alle schepen plaatste en tevens den barometer, thermometer enz. op den middag aanteekende.

Het is niet noodig te doen zien, hoe moeilijk het was hieruit de kortste route te vinden, doch met het weinige materiaal, waarover Maury beschikte, was een andere voorstelling nog niet mogelijk.

In 1855 gaf Maury zijn „Physical geography of the sea", en in 1856-59 zijn „Sailing directions" uit, verkregen door vergelijking der reizen met betrekking tot de snijpunten op verschillende meridianen en parallellen.

Het moge waar zijn, dat Maury in zijne gevolgtrekkingen soms wat voorbarig was en hypothesen maakte, die later bleken onjuist te zijn, maar zooals de Hoogleeraar Buys Ballot zeer juist aanmerkt: wie zal het hem euvel duiden of hem daarom

„iets minder stellen dat hij, te veel als orakel door onbevoegden „gehuldigd, nu en dan ook te veel aan het maken van hypothesen heeft toegegeven, die de natuurkundige als onmogelijk ,veroordeelen moest."

[ocr errors]

Ontegenzeggelijk komt Maury de eer toe, de eerste stoot aan de beoefening van de nautische meteorologie gegeven te hebben. Toen door de ijverige bemoeiingen van den Hoogleeraar Buys Ballot in het jaar 1854 ook in Nederland een Meteorologisch Instituut ontstond, werd daaraan, naar het denkbeeld van den Luitenant ter zee M. H. Jansen, eene afdeeling verbonden, met het doel om alle waarnemingen op zee gedaan, te rangschikken en uit te geven.

Reeds in Augustus 1853 was op eene Internationale Conferentie te Brussel, een voor alle Staten uniform-journaal vastgesteld. Dit journaal wordt ook nu nog aan boord van oorlogen koopvaardijschepen gebruikt, hoewel er, sedert het meer algemeen gebruik van ijzer voor den scheepsbouw en de groote vermeerdering van het aantal stoomschepen, eenige wijzigingen in de onderdeelen zijn gemaakt.

Reeds dadelijk nadat het Kon. besluit van de oprichting van een Meteorologisch Instituut was geteekend, gaf de Hoogleeraar Buys Ballot een werkje uit getiteld: „Uitkomsten van wetenschap ,en ervaring, aangaande winden en zeestroomingen in sommige gedeelten van den Oceaan", om, zooals Z.H.Gel. in de voorrede zegt: reeds dadelijk het Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instituut nuttig te doen zijn voor de zeevaart."

[ocr errors]

Dit werkje bevatte, behalve het verslag van de conferentie te Brussel, eenige wetenschappelijke opmerkingen aangaande lucht- en zeestroomingen in het algemeen, die ook later, aanmerkelijk vermeerderd, voorkwamen in het Universeel extractjournaal met verklaring", en eindelijk een kort overzicht van de uitkomsten, verkregen door den Luitenant ter zee M. F. Maury.

Hoewel veel meer uitkomsten van wetenschap dan die van ervaring bevattend, vond dit werk een uitmuntend onthaal, en het is niet te verwonderen, dat eene circulaire, door den Hoogleeraar Buys Ballot aan de scheepsreeders gericht, ten gevolge had, dat een groot aantal reeders en gezagvoerders hunne medewerking beloofden. Wij behoeven slechts te wijzen op het zeer

groot aantal journalen, op het Instituut aanwezig, om te doen zien dat aan die oproeping werkelijk is voldaan.

Ook de Luitenant ter zee Jansen gaf reeds in 1853 een werkje uit Het stroomen van den Oceaan enz." om het groote nut van waarnemingen, vooral met den zeethermometer, uiteen te zetten.

Tevens waren hieraan toegevoegd eenige toelichtingen voor het houden van het extract-journaal, welke eenige maanden later ook afzonderlijk in meer uitgebreiden vorm verschenen, van welke uitgave achtereenvolgens in 1856, 1859, 1866 en 1877 nieuwe drukken het licht zagen.

De Luitenant ter zee Jansen bleef slechts gedurende een jaar aan het hoofd der Afdeeling Zeevaart en werd opgevolgd door den kundigen van Gogh.

Het allereerst werd nu de aandacht gevestigd op het bespoedigen der reizen, door het uitgeven van zeilaanwijzingen. Zooals ik reeds boven heb gezegd had ook Maury zich hiermede. bezig gehouden.

Het eerst vindt men die in de 4e editie van de Sailing directions, onder den titel „Routes to and from Europe."

Van meridiaan tot meridiaan geeft Maury op die reis de beste route aan, doch zegt er op bladz. 272 nadrukkelijk bij, dat een gezagvoerder, die van de route is afgeraakt, niet angstvallig moet trachten weder op dien trek terug te keeren, maar zijne windkaarten moet raadplegen, om de kansen na te gaan voor de meest gunstige route, van het door hem verkregen nieuwe standpunt naar zijne bestemmingsplaats.

Ook de zeilaanwijzingen door het Nederlandsche Instituut uitgegeven, werden naar dezelfde methode bewerkt als die, welke door Maury was gevolgd.

De voornaamste bezwaren tegen deze methoden zijn: 1o. dat men eene bepaalde lijn als route aangeeft, waardoor vele weinig ontwikkelde gezag voerders in het euvel vervallen, waartegen reeds Maury waarschuwt; 2°. dat men b.v. bij reizen naar Indië, de schepen onderling vergelijkt die in dezelfde maand het kanaal verlieten, waardoor men, voor de laatste helft der reis, komt tot de vergelijking van reizen, die in geheel andere maanden werden gedaan, of voor het onderzoek in elk onderdeel van de reis telkens verschillende schepen gebruikt.

Ook het splitsen van de reis in vier deelen, die elk afzonderlijk werden beschouwd, verdient afkeuring, daar het in het geheel niet zeker is dat het standpunt, gevonden als punt van aankomst op het einde van een der aangenomen onderdeelen, juist het gunstigste punt is om van daar de reis voort te zetten. Reeds vóór de oprichting van het Instituut was hierop door den Hoogleeraar Buys Ballot gewezen en eene andere methode voorgesteld. In hoofdtrekken bestond deze hierin dat eerst de reizen van alle schepen in groote tabellen werden gerangschikt naar den datum, waarop zij de parallel van St. Helena snijden voor de tehuisreis en den meridiaan van Greenwich in den Zuid-Atlantischen Oceaan voor de uitreis.

Daar deze punten ongeveer op de helft van de reis liggen, ontgaat men aldus het gevaar reizen in verschillende maanden met elkander te vergelijken.

Voor de uitreizen werd nu het eerst onderzocht wat het gunstigste snijpunt was op den meridiaan van Greenwich, daardoor verkreeg men dus twee groepen, die welke een gunstig, en die welke een minder gunstig standpunt op den meridiaan van Greenwich bereikt hadden.

Daarna werd voor elk van deze groepen afzonderlijk onderzocht, waar men de verschillende meridianen en parallellen op het tweede gedeelte der reis moet snijden om de kortst mogelijke reis te maken; men onderzoekt dus niet alleen op welke baan men de beste kansen heeft, maar wijst ook voor schepen, die op het eerste gedeelte der reis die gunstigste route niet of slechts ten deele volgden, de beste kansen aan om de tweede helft der reis zoo gunstig mogelijk te doen zijn.

De zeilaanwijzingen vóór 1863 gemaakt, mogen echter niet als onnut worden beschouwd; het zij verre van ons die af te keuren, maar de bouwstoffen waren in te geringe mate voorhanden, om iets beters te geven. Wat wel afkeuring verdient, was het niet opnemen in het gemiddelde van enkele schepen met zeer lange reizen en het aangeven van de beste route door de gemiddelde snijpunten van de zes of acht snelste reizen.

Hoe licht schrijft men dan de snelheid van de reis toe aan het kiezen van eene gunstige route, waar die allicht voor een groot deel slechts het gevolg was van betere bezeildheid.

De beste proef op de juistheid van de methode, na 1863 ge

volgd, is de tabel van vergelijking der reizen van dezelfde schepen, wanneer die schepen geheel of gedeeltelijk de gevondene gunstigste route volgden of daarvan geheel afweken; daar kan geen sprake zijn van meerdere bezeildheid en toch vindt men voor hetzelfde schip somtijds verschillen van 23 etmalen.

Voor de tehuisreizen is ook de meridiaan van 20° OL. belangrijk, omdat daar alle schepen van havens beoosten de Kaap samenvallen; het gedeelte vóór en ná dat punt kan dus geheel afzonderlijk behandeld worden.

"

In de uitkomsten van wetenschap en ervaring" van 1855-63 werd de methode van Maury geheel gevolgd en in den tekst zelfs van de theoriën van Maury, aangaande winden en zeestroomingen, gesproken als reeds onwrikbaar vast staande wetten, die misschien in groote trekken waar, in de details zeer zeker nog niet genoeg door waarnemingen gestaafd waren, gelijk Maury dit zelf in zijne „Sailing directions" erkent.

Na 1863, en wel het eerst door den Luitenant ter zee van Asperen, werd naar de nieuwe methode gewerkt en alle sedert dat jaar uitgegeven zeilaanwijzingen werden op die wijze te zamengesteld.

Toen in 1870 het Suez-kanaal voor de scheepvaart was geopend en dit ook voor den Nederlandschen handel een ommekeer deed voorzien, werd eene aanwijzing, van de gunstigste route voor stoomschepen door den Indischen Oceaan, eene bepaalde behoefte. De Luitenant ter zee Cornelissen maakte deze route voor stoomschepen, die, hoewel slechts uit een gering aantal gegevens en grootendeels op theoretische gronden. te zamengesteld, tien jaar later, toen een vrij groot aantal journalen, vooral van de stoomschepen van de Maatschappij Nederland, een meer practisch onderzoek mogelijk maakte, bleek slechts voor enkele maanden eene kleine verbetering noodig te hebben.

Zeer was het te betreuren dat het onderzoek, naar den loop der stroomen bij kaap Guardafui, toen moest gestaakt worden wegens gebrek aan gegevens. Thans is dit weder ter hand genomen en hopen wij het eerstdaags het licht te doen zien.

Dat voor een maandelijksch onderzoek naar de routes een groot aantal reizen noodig is, om buiten den invloed van de meerdere of mindere snelheid van de verschillende schepen to

« AnteriorContinuar »