Imágenes de páginas
PDF
EPUB

in eene nieuwe komt, en zoodoende immer van den golfslag bevrijd blijft. Een druppelsgewijze afvloeiing der olie is voldoende, en dit is de groote voorwaarde om het middel te kunnen toepassen.

Slechts weinige rapporten zeggen iets omtrent de hoeveelheid olie die gebruikt is. Kapitein Bailey, gezagvoerder der bark Nehemiah Gibson" geeft aan, dat lenzende, twee zakken ieder van 4 liter gedurende drie uren toereikende zijn, bijliggende is deze hoeveelheid gedurende vier uren voldoende. Op het stoomschip „Napier" werden er in twee en een half uur twee zakken elk van 2 gallons (9 liter) lampolie verbruikt, terwijl men aan boord van het stoomschip Maud Scammel" in denzelfden tijd 5 gallons (22 liter) noodig had. Kapitein Sparks gebruikte op de „Assyrian Monarch" slechts 1 pint (liter) per uur, en kapitein Robinson van het stoomschip Erin" maar 2 gallons in de 12 uur. Men ziet, dat de benoodigde hoeveelheden olie nog al uiteen loopen, en laat zich thans dan ook nog niets bepalen omtrent dit punt.

"

Het zal in 't algemeen van de omstandigheden afhangen, hoeveel olie er in voorkomende gevallen noodig is. Of en welke rol, de gebezigde olie-soort speelt, valt niet aan te geven, zooveel is echter zeker, dat eene geringe hoeveelheid reeds voldoende is, om eene buitengewone uitwerking te weeg te brengen.

Het vat waaruit de olie vloeit, bestond in de meeste gevallen uit een zak van zeildoek, die gewoonlijk van gaten werd voorzien, waarin men werk deed.

[ocr errors]

In sommige gevallen heeft men zich ook bediend van gewone graanzakken. De Havenmeester van Port Adelaïde heeft aan boord van de bark Planter" deze zakken gebruikt, en geconstateerd, dat zij beter voldeden dan van gaten voorziene zakken van zeildoek. Dikwijls heeft men ook gebruik gemaakt van de W. C. buizen, die dan met werk werden gevuld, zoodat de olie slechts langzaam kon wegloopen. Deze afvloeings-methode heeft evenals die met de zakken, goede uitkomsten opgeleverd. De grootte der gebezigde zakken was verschillend, de meeste schijnen echter ongeveer 4 liter te hebben kunnen bevatten.

Oordeelende volgens hetgeen in 't voorgaande is medegedeeld, komt men tot het besluit, dat die zakken de beste zijn, welke een langzaam doorzijpelen der olie toelaten, en waarmede dan

tevens de olie zich over eene groote vlakte kan verspreiden. De losse geweven zakken, waaruit de olie door alle poriën kan vloeiën, zijn daarom te verkiezen boven de vaste, aangezien het uitvloeien daar alleen door de gemaakte gaten kan geschieden. Bij de keuze der stof waaruit de zak zal bestaan, moet verder ook rekening worden gehouden met de te gebruiken olie-soort, zoodat bij eene dikke soort de uitvloeiingsgaten grooter zullen moeten zijn dan bij een dunne. Verder is 't ook gewenscht, om groote zakken te gebruiken, aangezien er dan aan de tweede der bovenstaande eischen wordt voldaan, dat nl. de olie zich spoedig over eene groote vlakte kan verspreiden. Omtrent het gebruik van de olie-zakken, komen alle betreffende rapporten hierin overeen, dat het niet goed is die in het water te laten slepen, zij moeten boven de oppervlakte van het water worden opgehangen. De zakken, die aan lange lijnen verbonden, door het schip worden gesleept, hebben dikwijls geene uitwerking, omdat zij heen en weer worden gegooid, tegen het schip sterk beschadigd kunnen worden en binnen boord geworpen. Vooral is het echter door den druk van het den zak omringende water, dat het uitvloeien der olie zeer wordt bemoeielijkt, hetgeen als een hinderpaal, tot het verkrijgen eener olielaag van voldoende uitgestrektheid, moet worden beschouwd. De beste uitkomsten zijn verkregen door den zak op te hangen tusschen wind en water, d. w. z. een weinig boven de oppervlakte der zee, zoodat bij het overgaan van het schip naar die zijde waar hij hangt, de zak in het water wordt gedompeld. Door deze wijze van bevestigen, worden de olie-druppels blootgesteld aan de werking van beide elementen, zoodat zij zoowel door de kracht van den wind, als door de bruischende golven worden verspreid en verstrooid, en dit is volgens de vroegere beschouwingen het groote voordeel dezer manier van ophangen.

Tot het aanbrengen van den zak zijn daarom die deelen van het schip te verkiezen, waar de schuimende beweging der golven het grootst is, zoodat de boeg van het schip als een gunstige plaats van ophanging kan worden aangemerkt. Door de meeste gezagvoerders wordt dan ook het voorschip, tot het opKangen van den zak, aanbevolen b.v. de kraanbalken of de voorste W. C.-pijpen. In 't bizonder schijnen de kraanbalken

gunstige punten voor de bevestiging te zijn, wanneer er gelensd wordt. Niet te dicht bij 't boord, zoo noodig door het aanbrengen van een spier op genoegzame afstand hiervan verwijderd, om zoodoende de olie-laag niet te smal te laten worden, kan men dan aan beide boorden een zak ophangen. Men heeft nu het voordeel, dat het schip bij het gieren niet uit de olie-laag geraken kan. Voor bijliggende schepen schijnt de beste plaats voor de olie-zakken aan de loefzijde van het schip te zijn, en wel een bij het voorschip, een andere midscheeps en de derde bij het achterschip. Ook eene bevestiging der zakken aan den lijkant bleek niet zonder uitwerking, want het schip wordt. door den wind naar lij gedreven, waardoor de oorspronkelijk aan deze zijde van het schip gevormde olie-laag toch te loevert komt, en dus daar zijn slechtenden invloed kan doen gevoelen. Om deze reden is het ook aan te raden om, ingeval twee schepen door middel van sloepen met elkaâr willen communiceeren, olie over boord te gieten op het schip aan den lijkant. Een treffend voorbeeld aangaande de laatste opmerking, levert ons het bericht van Kapitein Greenbank, die om een zinkend schip hulp te bieden, met zijn schip aan de loefzijde van het laatste kwam, en toen olie over hoord pompte; deze positie moest hij echter spoedig verlaten, aangezien het in nood verkeerende schip sneller dreef dan de olie. Daarop begaf hij zich zoo dicht mogelijk aan de lijkant van het hulpbehoevende vaartuig, waardoor het resultaat schitterend werd. Tusschen de beide schepen in, vormde zich een zoo rustige watervlakte, dat men er met de kleinste sloepen volgeladen, zonder water over te nemen door heen kon.

[ocr errors]

Bij het redden der bemanning van de Brigantine „Fedore" maakte Kapitein Jones van het Engelsche stoomschip Chicago" met het beste gevolg gebruik van olie. Er woei een hevige storm, vergezeld van een hooge zee. De Chicago" liep te loevert van de „Fedore", en nadat men het water met olie had begoten, kon de bakboordsreddingboot zonder moeielijkheden te water worden gelaten.

"

In de boot had men ook een kan olie medegenomen, waardoor men de zee in de nabijheid van de boot, tot kalmte bracht, terwijl zij op korten afstand hiervan, nog in bruischende golven spookte. Toen de boot de Fedore" naderde, goot men

[ocr errors]

aan boord van dit laatste schip ook olie over boord, waardoor de zee zoodanig tot rust kwam, dat de boot langszij komen kon, en het gelukte de geheele bemanning zonder eenig ongeval te bergen. In de boot was ongeveer een half gallon lijn-olie

verbruikt.

[ocr errors]
[ocr errors]

Sloepen, die zwaar tegen de zee op moeten werken, moeten hun olie-reservoir aan den boeg aanbrengen of zoo zij aan een drijfanker liggen, het hieraan bevestigen, echter zoo dat het gemakkelijk kan worden binnengehaald, wanneer het weder gevuld moet worden. Het volgende voorbeeld levert hiervoor een bewijs. Mr. Carmichael deelt het navolgende mede, omtrent het gebruik van olie in sloepen. Ik bevond mij aan boord der „Slivemore", op een reis van Shields naar Bombay. Ongeveer 800 zeemijlen ten NO. van de Seychellen ontstond er brand in het schip, zoodat wij het moesten verlaten. De bemanning begaf zich in de sloepen, om te kunnen landen op de Seychellen. Op den derden dag na het verlaten van het verbrande schip, werden wij overvallen door een cykloon; het was onmogelijk voor de sloepen om daaraan weêrstand te bieden. Alvorens het schip te verlaten, was echter de Kapitein zoo voorzichtig geweest, om de sloepen van olie te voorzien, ten einde die in voorkomende gevallen te kunnen gebruiken. Iedere sloep wierp nu een uit spieren en riemen samengesteld drijfanker uit, waarna de olie op de volgende wijze werd gebruikt. Een lange kous werd met in parafine gedoopt werk aan den boeg van de sloep opgehangen. Van te voren was de sloep vol water geslagen, zoodat de bemanning voor haar leven begon te vreezen; nadat de olie werd gebruikt was daarvoor geen rede meer. Rondom de sloep vormde zich een volkomen gladde watervlakte, en de sloep dreef veilig op de deining, die de plaats der zware brekers vervangen had. De uitwerking was zoo groot, dat er weinig of geen water meer in de sloep kwam, en dat de opvarenden zich zelfs ter ruste begaven en slapen konden, in weerwil van de diepe belading van het vaartuig. Twee der sloepen bereikten genoemde eilanden, en zijn daar geland. Het schip werd gevoerd door Kapitein Conby; zonder diens voorzichtigheid en goede leiding, zouden passagiers en bemanning, ongetwijfeld omgekomen zijn."

Lenzende sloepen moeten het olie-vat bevestigen, aan ter

zijde en van

voren zich uitstekende spieren, of wanneer dit niet te doen is, ook aan den boeg der sloep.

Schepen, die ten anker liggen, moeten zoo veel mogelijk het olie-reservoir aan 't voorschip bevestigen, b.v. aan spieren die men daar expres heeft doen plaatsen, en mocht dit bezwaarlijk zijn, dan aan de ankerketting. In het laatste geval is het aan te bevelen, om door de ankerketting, of aan een daarop gemaakte inrichting, een end to scheeren, waarmede het olievat ingehaald en naar buiten gebracht kan worden. In vele gevallen zal men zich hiertoe ook kunnen bedienen van de ankerboei, of van een op het water drijvende boei, die met het anker kan worden verbonden, waardoor het olie-vat ook op grooteren afstand van het schip wordt geplaatst.

Tot eene doelmatige verdeeling van de olie, heeft men ook nog bizondere toestellen bedacht. Het volgende is van Amerikaansche vinding. Van uit een met olie gevuld reservoir, dat zich op een geschikte plaats bevindt, loopt een buis, die met een kraan is voorzien, langs het boord naar beneden, en mondt uit in een zich boven den waterspiegel bevindenden cylinder. De mantel van dezen cylinder bevat een aantal gaatjes, die op gelijken afstand van elkaar zijn gemaakt, terwijl er in den bodem eene opening is. In het onderste gedeelte van den cylinder bevindt zich een tweede beweegbare holle cylinder, welks mantel ook met een groot getal gaatjes is voorzien, die met de gaten in den eersten overeenstemmen, terwijl een stang van uit den bodem door het gat van den buitensten cylinder komt, en daarna horizontaal wordt omgebogen. Boven den binnensten cylinder bevindt zich een spiraal-veer, die hem in gewone omstandigheden naar beneden drukt, waardoor zijn gaatjes niet met die van den buitensten kunnen samenvallen, en het apparaat gesloten is. Wanneer echter het schip overgaat en daardoor de toestel in het water dompelt, dan wordt, door de drukking van het water tegen de stang, de binnenste cylinder opgeheven en vallen zoodoende de genoemde gaatjes weder samen. De olie, die door de verbindingsbuis uit het reservoir in den binnensten cylinder gekomen is, kan nu uitstroomen; wordt het schip weder opgeheven, dan drukt de spiraal-veer den binnensten cylinder naar beneden, waardoor het uitvlocien wordt belet. Door middel van de kraan aan de buis

« AnteriorContinuar »