Imágenes de páginas
PDF
EPUB

Vijftien jaren later gaf de Luitenant t/z. Brault te Parijs windkaarten uit voor ieder seizoen en mede op kwadraten van 25° oppervlakte, terwijl reeds een jaar vroeger in Utrecht maandelijksche windkaarten met vakken van één graad in het vierkant en in Engeland met vakken van 2° in het vierkant waren uitgegeven.

Dat de heer Brault op eene vergadering van het Geographisch Congres te Parijs in 1875 zeide dat zijne windkaarten na die van Maury de eersten waren, kan alleen zijne onbekendheid met andere dergelijke uitgaven bewijzen; de publicatie van zijne windkaarten kan dan ook niet als een stap voorwaarts worden beschouwd.

Het eenige wat deze kaarten aanbeveelt is dat zij in een oogopslag een vrij duidelijk, zij het dan ook een zeer oppervlakkig, overzicht geven. Voornamelijk is dit verkregen door een bizondere samenstelling van de windrozen.

Brault verdeelde alle winden naarmate van de kracht in 3 groepen: die van meer dan 5, van 4-1 en van minder dan 1 naar de schaal van Beaufort. Nu deelt hij de richtingslijn van iederen wind in drie deelen, naar evenredigheid van de procentsgewijze krachtverdeeling, vereenigt de afscheidingen van alle streken door een lijn en arceert nu alle aldus verkregen vakken en wel donkerder of lichter, naarmate van de meerdere of mindere kracht, terwijl hij in het midden van iedere windroos de gemiddelde kracht door eene grootere of kleinere zwarte schijf aanduidt. Op het Nederlandsch Instituut heeft men zich nooit met de berekening der gemiddelde windkracht bezig gehouden, daar die, als zijnde geschat, weinig vertrouwen verdient en men er, niettegenstaande alle pogingen, nog niet in is geslaagd om een vertrouwbare anemometer, geschikt voor het gebruik op zee, samen te stellen.

"

In het Segelhandbuch für den Nord-Atlantischen Ocean, vraagt Dr. Neumayer in den aanvang van het hoofdstuk over wind: Het zou betwijfeld kunnen worden of het noodig is ,windkaarten voor den Atlantischen Oceaan uit te geven, nadat ,reeds de verdeeling van den luchtdruk gegeven is. Immers ,uit de Isobarenkaart is het gemakkelijk den wind voor een bepaald gebied door middel van de wet van Buys Ballot te construeeren."

[ocr errors]

„Legt men daar naast de kaart waarop de banen van baro,,metrische depressies voorkomen, dan kan de gezag voerder zich, „zoodra hij de veranderingen in den barometerstand ziet, een denkbeeld maken van den te verwachten wind.”

[ocr errors]

Hij laat daarop evenwel volgen dat onze kennis van de banen van barometrische minima nog te gering is om reeds zulke gevolgtrekkingen toe te laten, en wij, wat den Zuid-Atlantischen Oceaan betreft, nog nagenoeg geheel onwetend zijn.

Bovendien is, volgens de meening van Dr. Neumayer de wet van Buys Ballot bij de zeelieden nog niet genoeg bekend om de algemeene toepassing daarvan reeds mogelijk te achten.

Het komt ons voor dat zelfs al mocht men door een zeer groot aantal waarnemingen ooit in staat zijn uitmuntende isobarenkaarten samen te stellen, de windkaarten toch hunne waarde als aanvulling kunnen behouden, daar een gezagvoerder in den Atlantischen Oceaan toch slechts de veranderingen ziet, die op één punt voorvallen en het dus altijd zeer moeielijk zal blijven om alléén daaruit gevolgtrekkingen te maken.

Wij gelooven intusschen niet dat, al berekent men de windprocenten per vierkanten graad, het noodig is ze ook aldus uit te geven; liever zouden wij de methode verkiezen die in het meergenoemde Engelsche werk over de Kaap de Goede Hoop is gevolgd, en welke hierin bestaat, dat men de vierkante graden, waar nagenoeg dezelfde windverhouding wordt gevonden, bij elkander voegt en door een windroos die verhouding aangeeft, op nagenoeg dezelfde wijze als de overzichtskaarten van den Atlantischen Oceaan, door het Instituut uitgegeven. Deze methode heeft het voordeel van een snel overzicht mogelijk te maken en kan dus voornamelijk in de praktijk nuttig zijn.

Hoewel tot nu toe het aantal barometer-waarnemingen op den Oceaan nog niet groot genoeg is om een betrouwbaar gemiddelde per vierkanten graad te geven, was het in sommige gedeelten van den Oceaan toch reeds mogelijk den algemeenen toestand, wat de verdeeling van luchtdruk aangaat, te onderzoeken.

Zoo bleek reeds duidelijk uit de waarnemingen dat benoorden de N.-O.- en bezuiden de Z.-O.-passaat een gebied van hoogen druk ligt, dat zich wel met de jaargetijden Noordelijk en Zuidelijk verplaatst en ook grooter en kleiner wordt, maar toch

steeds blijft bestaan, hoewel niet altijd over den geheelen Oceaan gelijk verdeeld.

Zoo vindt men in den Atlantischen Oceaan in Februari eene strook van circa 765 m.m. barometerhoogte tusschen 20° en 35° Nbr. In Mei strekt die zich slechts van 20° en 55° Wl., in Augustus van 15° en 60° WI. en in November van 28° en 45° Wl. uit.

In den Zuid-Atlantischen Oceaan zijn de variatiën nog sterker; daar is in Februari de hoogste stand 762,5, in Mei vindt men twee centra van 765 m.m., één boven Rio de Janeiro en één tusschen 10° Ol. en 20° Wl. In Augustus breidt deze barometerstand zich uit over den geheelen Zuid-Atlantischen Oceaan tusschen 15° en 30° Zbr. om in November weder tusschen 20° en 30° Zbr. en 5° Ol. en 15° Wl. beperkt voor te komen.

Evenzoo is gebleken dat in het Noorden van den NoordAtlantischen Oceaan en in het Zuiden bij Kaap Hoorn de barometer steeds lage standen aanwijst.

Ook hier vindt men dus in verband met den heerschenden wind eene volkomene bevestiging van de wet van Buys Ballot.

Voor den zeeman vormen deze algemeene regelen reeds eene aanwijzing op zijn weg; men zij echter indachtig dat deze regelen zeer algemeen zijn en men vooral benoorden de passaten wel bedacht moet zijn, op de onregelmatige veranderingen in den barometerstand en de daardoor veroorzaakte winden.

In de Keerkringen heeft de barometer een geregelden gang. Ten 10 uur voor- en namiddag bereikt hij zijn hoogsten en omstreeks 3 uur voor- en namiddag zijn laagsten stand.

[ocr errors]

In de Uitkomsten van Wetenschap en Ervaring" van 1857 geeft de Heer van Gogh zeer practische aanwijzingen van hetgeen uit den barometerstand in den Zuid-Atl. Occaan en Indische Zee is af te leiden, terwijl hij er een aantal uittreksels uit journalen van oorlogs- en koopvaardijschepen bijvoegt.

In de uitgave van 1859 komt een hoofdstuk voor over barometerstanden in den Indischen Oceaan waarin die standen zijn gerangschikt met betrekking tot den wind. Voorzeker kan de verandering van barometer ons aanwijzen of eene verandering van wind te verwachten is, doch het is ten eenen male onjuist dat bij een bepaalden barometerstand een bepaalden wind is te verwachten, dat b. v. bij een barometerstand van 762 m.m. een ZW. wind zoude behooren.

De uitgave van gemiddelde barometerstanden in de Chineesche Zee in 1863 is bij het gering aantal waarnemingen voorbarig

te noemen.

In het werk „Overzicht van de Winden" in 1875 uitgegeven, zegt de Heer Cornelissen dat, door de bekendheid van den algemeenen loop der depressies de opmerkzame waarnemer nu nagenoeg weet in welke richting de plaats met laagste luchtdrukking zich bevindt.

Deze bewering is geheel onjuist. Uit den loop van eene depressie te besluiten tot de richting waarin zich haar centrum bevindt, is geheel onmogelijk; wel zou die richting eenigszins te bepalen zijn uit de windrichting in verband met de veranderingen in barometerstand, op de punten waar men zich achtereenvolgend bevindt, maar dit doet weinig ter zake. Voor de schepen in zulk eene depressie, kan de te verwachten wind, waar het toch hoofdzakelijk op aan komt, gevonden worden, door de veranderingen in barometerstand te vergelijken met de verschillende windrichtingen gedurende dien tijd volgens de wet van Buys Ballot.

In Engeland gaf men reeds in 1859 eene brochure uit „Barometer and Weather guide" dat zoo het al niet op groote wetenschappelijkheid kan aanspraak maken voor de praktijk zeer bruikbaar was.

Dat boekje bevat o a. eene korte aanwijzing van hetgeen men uit den stand en gang van den barometer kan opmaken. Admiraal Fitz Roy stelde voor om in plaats van de gewone uitdrukkingen „Fair", „Variable", „Wind or rain" enz., die hoegenaamd geen zin op de schaal van een barometer hebben, daarop een korte aanduiding te geven van de beteekenis der beweging van het kwik b. v.

Rise

for NE. ly

NW. N.

Dry

or

[blocks in formation]

Less wind

Except wet
from NE.

Fall

for SW. ly

[blocks in formation]

more wind

Except wet
from NE.

en werkelijk vindt men dat nog op vele Engelsche barometers. Ook Kapition Toynbee gaf een zeer practisch werkje over barometers uit, getiteld: On the use of Barometric curves with some practical suggestions for seamen".

van

Wij wijzen hier slechts op de Synoptische kaarten Hoffmeijer, die gedurende verscheidene jaren gegevens verzamelde om de barometrische depressies over den Atlantischen Oceaan in Europa te kunnen volgen.

In 1883 werd een dergelijke arbeid in Engeland gedurende een vol jaar verricht en dagelijksch tweemaal de barometer, wind en toestand van den dampkring in kaart gebracht.

Dit eischt evenwel een zeer uitgebreid personeel en de beschikking over groote sommen; het behoeft dan ook niet gezegd te worden, dat zulk eene taak niet te volbrengen is door het Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instituut.

[ocr errors]

De psychrometer-waarnemingen aan boord van schepen hebben nog slechts weinig resultaat opgeleverd, alleen in Engeland heeft men voor square 3 (0° 10° N.B. en 20o 30° W.L.) de gemiddelde vochtigheid berekend en deze het geheele jaar over tusschen 80 en 85 procent gevonden. In de passaat was deze geringer, daar benoorden grooter.

Kaemtz vondt uit de gegevens van verscheidene wetenschappelijke reizen ongeveer hetzelfde.

En toch is de kennis van den vochtigheidstoestand voor den zeeman nuttig, niet alleen omdat deze bij de barometer-aflezing van invloed is, maar ook omdat een zeer klein verschil in den stand van de twee thermometers een buitengewoon hooge vochtigheidsprocent aanduidende, hem regen, sneeuw of mist kan doen verwachten.

[ocr errors]

Ook van specifiek gewicht van het zeewater is weinig uitgegeven. Het eerst geeft de heer Andrau daarover in 1861 in de Onderzoekingen met den Zeethermometer" een zeer lezenswaardig artikel. Uit het tafeltje dat daarin voorkomt van het gemiddelde soortelijk gewicht over breedte-strooken van den Atlantischen Oceaan blijkt dat de verschillen zeer gering zijn.

Datzelfde stuk handelt ook over onderzoeking van de dichtheid van het zeewater in de Middellandsche Zee en de Straat van Gibraltar. De veronderstelling dat het water langs de oppervlakte in de Straat naar binnen stroomt en het water van

« AnteriorContinuar »