Imágenes de páginas
PDF
EPUB
[blocks in formation]

EEN BREMER MEDICUS OVER NEDERLAND. In den Spectator van 14 November 11. werd de oppervlakkigheid (om geen erger woord te gebruiken) aan de kaak gesteld, waarmeê Henri Taine onlangs over Nederland en nederlandsche kunst heeft geschreven. Trouwens, na zijne ten onrechte zoo hoog geprezen stukken in de Revue des deux Mondes over Italie, liet zich van Taine als schrijver over vreemde toestanden niets anders verwachten dan oppervlakkigheid en onjuist heid in den sierlijksten vorm

Als tegenhanger mogen zich nu de lezers van den Spectator eenige oogenblikken vrolijk maken over de naieve onbeschaamdheid waarmeê dezer dagen een medicus uit Bremen, Heinrich Rohlfs, allerlei onzin over ons land aan zijne landgenooten heeft opgedischt. In een dik boek heeft deze man een aantal brieven uitgegeven, door hem in de jaren 1866 en 1867 uit Engeland en Nederland geschreven. Verreweg het grootste gedeelte van dat boek handelt over Engeland; de laatste veertig bladzijden over ons land, waar hij in den zomer van 1867 eenige dagen heeft doorgebracht. Voor de talrijke blunders, die hij bij de bespreking van het medisch onderwijs ten onzent en van onze medische wetgeving maakt, zullen onze nedici, als het hun der moeite waard voorkomt, hem wel eens onder handen nemen; intusschen kan het zijn nut hebben met een paar voorbeelden, die niet aan 's mans medische beschouwingen ontleend zijn, aan te toonen van welke kracht deze kampioen tegen onze medische wetgeving (want, dank zij zijn Groninger cicerone prof. Ermerins, is Rohlfs zeer sterk tegen die wetten ingenomen) als waarnemer en beoordeelaar van nederlandsche toestanden ongeveer is. Tot zijne noties over de geschiedenis van ons land behoort o. a. het volgende. Nederland heeft zijne vroegere

[ocr errors]

,,Holland heeft (bl. 507) het ongeluk gehad in zijn bloeitijd, die een uitvloeisel was van het duitsche Bürgerthum en van den toenmaligen duitschen geest, van het duitsche rijk te worden losgerukt. Het ging dit land als eene roos, aan welker stam zich een krachtige knop ontwikkelt, die eene schoone bloem belooft; wordt die knop afgesneden en in een glas water gestoken, dan kan er wel is waar eene bloem van worden, maar de bloeitijd is dan ook voorbij ...... Zoo ging het Holland. Zijn bloei duurde niet lang, wij het van het moederland gescheiden werd en daarmeê zijne levensaderen werden afgebonden. Thans verkeert het in een toestand van volkomen stagnatie; in alle steden zijn zoowel de groote fabrieken als de handel in het bezit van de Duitschers," enz.,,Al bezit het (bl. 508) ook nog eenige uitstekende geleerden, het is toch ook wetenschappelijk zoo diep gezonken, dat het zich zijne geleerden uit Duitschland moet laten importeeren. -Eene belangrijke historische ontdekking deed Rohlfs te Haarlem.,, Interessant was Gutenberg te ontdekken, met name Coster, wiens standhet voor mij, "schrijft hij bl. 499.,,een hollandschen beeld ор de markt staat en voor wien de Hollanders aanspraak maken op de eer van de eigenlijke uitvinder der boekdrukkunst te zijn." Op de volgende bladzijde rectificeert hij aldus de gewone meening omtrent den mond van den Rijn:,,Van groot belang voor elken Duitscher is het op twee uren afstands van Haarlem gelegen dorp Katwijk. Men leest nog steeds in vele geographieboeken dat de Rijn zich in de zee verliest zonder dat men precies kan zeggen waar zijne monding is. Dit is niet correct. De Hollanders hebben den mond van springvloed werd echter die monding zoo verzand, dat den Rijn altijd zeer goed gekend; door een ontzettenden zich eene watermassa van ettelijke mijlen omvang vormde, en men nu de eigenlijke bedding der rivier niet meer kon onderscheideu. Om dit terrein aan de zee te ontrukken en het Haarlemmer meer droog te maken, werd door koning Lodewijk bij het dorp Katwijk een kanaal aangelegd, door hetwelk de Rijn in zee geleid en een groot stuk vruchtbare grond gecultiveerd werd."

Bij zijne aankomst te Delfzijl, de eerste hollandsche stad die hij zag, was Rohlfs verbaasd te zien dat alle uithangborden en winkelopschriften in 't hollandsch gesteld waren (bl. 475). Te Groningen daarentegen, eene academiestad met,, slechts 300 studenten" (bl. 484) merkte hij op dat,,alle inwoners het voortreffelijkste

grootheid vooral te danken gehad aan de omstandigheid, hoogduitsch spreken" (bl. 482) en dat er „de winkels op

dat in de middeneeuwen de vastende kristenheid ongelooflijk veel haring placht te consumeeren.,, De haringvisscherij," schrijft hij op bl. 480,,,welker noodzakelijkheid haar grond had in het dogma der toenmalige godsdienstige zienswijze, bevond zich uitsluitend in de handen van Holland. Men heeft berekend dat toen een vijfde van de bevolking van de bevolking van Holland van de haringvisscherij leefde. De hollandsche marine bezigde toen alleen voor het vangen van haring nagenoeg 7000 vaartuigen, bemand met 112000 zeelieden. Dit bracht ontzettend veel geld in het land." Daar kwam vervolgens bij de verovering der Portugeesche bezittingen in OostIndie en de oprichting der O. I. Compagnie......Wat de bewoners van dit land zijn," verklaart hij bl. 473, ,,zijn ze slechts door duitsche cultur geworden."

1 Medicinische Reisebriefe aus England und Holland, 1866 und 1867. Von Heinrich Rohlfs. Leipzig 1868.

de beste standen zoo groot en prachtig zijn, dat men ze aan de Boulevards te Parijs en in Oxfordstreet te vergeefs schooner zou zoeken" (bladz. 483). „, Alle hollandsche geestelijken zijn, even als de engelsche, gemakkelijk te herkennen aan hun witten das" (bl. 474), en aan de akademies gaat bij de benoeming van professoren ,,natuurlijk alles naar connecties en nepotisme," want het college van curatoren, dat de voordracht doet, bestaat altijd uit leeken (bl. 510). ,,Ofschoon feitelijk geene stuivers meer bestaan, rekent het volk toch altijd nog naar deze oude munt. Een gulden heeft namelijk 100 centen of twintig stuivers. Het volk nu zegt nooit 5 centen, maar altijd een stuiver, ofschoon er zulke stukken in 't geheel niet zijn." (bl. 490.)

[ocr errors]

Vrmakelijk is het den heer Rohlfs te hooren doorslaan ove de aanmatiging van de Hollanders, die maar niet willen inzien, dat ze geen afzonderlijk volk zijn en

[ocr errors]

gezondheid. Iets hoekigs, plomps, boersch hebben alle
Hollanders, die ik tot dusver nader heb leeren kennen.
De frissche, gezonde kleur der inwoners heb ik slechts
tot Harlingen toe aangetroffen. Te Amsterdam, gelijk
ook hier zien de meeste menschen er hoogst ongezond
en vaal uit; ze herinnerden mij alle aan dat individu
met,, Knochensyphilis," dat ik te Amsterdam in 't zie-
kenhuis aantrof." Dan volgt eene kleine uitweiding
over de onzindelijkheid van Amsterdam, waarna de
briefschrijver tot prof. Krieger terugkeert. Hij vermeldt
o. a. dat Krieger
zekere door hem,
o gruwel!
Rohlfs, uitgevonden methode van operatie niet kende,
en hoe welwillend Krieger den verwaanden Duitscher
heeft aangehoord, kan men daaruit opmaken, dat het
hem voorkwam dat de Leidsche hoogleeraar er ten volle
van overtuigd was, hoeveel zijne nieuwe methode boven.
de oude voor had. Hij erkent in Krieger vlijt, grondig-
heid, waarheidsliefde en vrijheid van vooroordeelen, maar

geen eigen taal spreken. Van het verschil tusschen hetgeen zijne moedertaal door de benamingen Kultursprache en Dialekt onderscheidt, schijnt hij geen begrip te hebben, of anders is hem, onder meer, ook dit historisch feit onbekend, dat zich uit de dietsche dialekten niet ééne, maar twee,, kultursprachen" hebben ontwikkeld, het hoogduitsch en het hollandsch. Wonderlijk komt het mij voor," schrijft hij bl. 508,,,dat de Hollanders zich het recht aanmatigen eene eigene taal te spreken; even goed kon men het meklenburger, het bremer, het oostfriesch plat- of nederduitsch eene aparte taal noemen. Van alle nederduitsche dialekten is er geen zoo plomp, zoo ruw, rauw en onbeschaafd als het hollandsche...... De andere nederduitsche dialekten zijn door de aanraking met het hoogduitsch verfijnd geworden, terwijl dat der Hollanders zich in zijn isolement waarschijnlijk zoo heeft geconserveerd, als het ten tijde der Romeinen gesproken werd.... Geene taal heeft iets zoo dierlijks en ongearticuleerds als het hollandsch....,,de eerste indruk dien Krieger maakt, is niet gunstig; Men kan gerust beweeren dat de taal van den Hollander even onbuigzaam en onbeholpen is als zijne geheele figuur plomp is en onbeholpen."

Tot onzen troost merkt echter de schrijver op dat ons ongelikt patois al mooi op weg is om voor het hoogduitsch plaats te maken.,,Gelijk alle nederduitsche dialekten," schrijft hij bl. 509,,, is ook het nederlandsche bezig af te sterven en onder te gaan. Het hoogduitsch maakt ook hier dezelfde rassche vorderingen, als bij ons in Nedersaksen..... Reeds nu is elk beschaafd Hollander genoodzaakt duitsch te leeren. Het hollandsche dialekt gaat dus hetzelfde lot te gemoet, als alle nederduitsche dialekten: het moet uitsterven."

Het eenige, wat ons arm vaderland van een wissen ondergang, staatkundig zoowel als wetenschappelijk, redden kan, is natuurlijk aansluiting aan den noordduitschen bond" (bl. 509),,,annexatie aan Duitschland" (bl. 514). Ons verval dateert van onze afscheiding van Duitschland bij den west faalschen vrede. Ons land kan slechts daardoor gered worden, dat het als berouwvol zondaar weer in de armen zijner moeder Duitschland terugkeert" (bl. 509). „,Holland heeft te lang alleen met het sinds duizenden van jaren stil staand China en Japan in geestelijk verkeer gestaan. Thans keere het om en late zich door Duitschland annexeeren, in welks aderen levensbloed klopt" (bl. 514). ,,Morgen," zoo juicht de reiziger aan het slot van zijn laatsten brief,,, morgen vertrek ik naar Bentheim, om mij van de geestelijke miasmen, die ik hier heb ingezogen, te desinfecteeren." Inderdaad, al is het in eenigzins anderen zin dan waarin hij zelf het bedoelt, eene duchtige desinfectie heeft de heer Rohlfs wel noodig, indien ten minste laatdunkende verwaandheid en ploertige onbeschoftheid tot de door hem (lang voor dat hij ons land bezocht) ingezogene miasmen mogen gerekend worden. Van 's mans. onbeschoftheid nog een enkel staaltje pour la bonne bouche. De medische professoren, die hij een bezoek bracht, (de meesten vond hij, daar het vacantie was, niet thuis), hebben hem beleefd ontvangen. Ziehier nu, hoe hij zich b. v. over prof. Krieger uitlaat.,,Ik kon het niet laten," schrijft hij uit Leiden (bl. 501), „professor Krieger, die hier de chirurgie doceert, een bezoek te brengen. Hij woont in een van de schoonste deelen der stad op de Hooigracht. Ik vond in hem een oud heer met sneeuwwitte haren; hij klaagde zeer over zijne

zijn alles behalve innemend uiterlijk treedt u storend te gemoet; ook geloof ik dat Krieger volstrekt niet tot de geniale, zeer talentvolle menschen behoort" (bl. 503).

Matthias Claudius vertelt ergens van een professor in de philosophie die een geheel college besteedde aan het betoog dat een student een student is en geen rhinoceros. Als die professor een Rohlfs onder zijn gehoor had, moet dat betoog inderdaad moeielijk te leveren zijn geweest. Trouwens, de man is naief genoeg van zelf althans zooveel te erkennen, dat hij zich ,,ungefähr eine geistige Rhinoceroshaut erworben hat" (bl. 482).

PLUKSEL.

STAATSLOTERIJ.

Pas is de Voorzitter van de Tweede Kamer der Statengeneraal door loting voorzitter geworden, of nu hebben we weer een belangrijk baantje verloot, namelijk het eerste nummer van de candidatuur van het lidmaatschap van den Hoogen Raad. Die honderdduizend, die hoogste prijs is op den heer Gertsen gevallen. Komt deze wijze meer en meer in zwang, of zou zij ook bij wijze van besmetting overgeërfd worden van de edele staatsloterij in de nabijheid? in die zelfde nabijheid, waar men eenige jaren geleden, op een nu verdwenen bordje las: Provinciaal geregtshof. Staatsloterij. '

[ocr errors]
[ocr errors]

Twee groote bijzonderheden hadden in de afgeloopen week bij de debatten in onze Tweede Kamer plaats. Een van de leden maakte het zóo bont dat de heer van Reenen hem durfde dreigen met het ontnemen van het woord. Een van de Ministers beantwoordde eenige lange redevoeringen zóo kort, dat de geachte sprekers restaient

court.

ADVERTENTIEN.

Gebroeders KRAAY, te Amsterdam, geven uit:

Bij J. L. BEIJERS, te Utrecht, ziet het licht:
Mr. J. N. VAN HALL,

MR. J. VAN LENNEP HET BOEK DER OPSCHRIFTEN. Een XX liederen ter muzikale oppositie.

EN

J. TER GOUW.

bijdrage tot de Geschiedenis van het Neder-
landsche Volksleven.

Prijs f 0.50.

In dezen bundel is ook opgenomen het

In hoogstens twaalf afleveringen van 40 cents compleet. Drie afleveringen Werkmanslied in 1867 door den Nederduitzijn verschenen. Het handschrift was geheel voor de pers gereed, vóór schen Bond te Dendermonde bekroond. [182] het algemeen betreurd overlijden van Mr. J. VAN LENNEP,

[blocks in formation]

ASSOCIATIE MET PREMIEN

TOT AANMOEDIGING EN BEVORDERING DER SCHOONE KUNSTEN IN

NEDERLAND.

GOEDGEKEURD DOOR Z. M. DEN KONING DER NEDERLANDEN. Elk aandeel van Tien Gulden geeft recht op een Exemplaar van de KUNSTKRONIJK en Vier loten in de Loterij van Kunstwerken, enz.

twee gulden vijftig cents geven dus een kans in de Verloting, die voor 1868 zal bestaan uit Een prachtig zilveren MILIEU DE TARLE MET TWEE FRUITSCHALEN uit de Koninklijke Fabriek van zilveren en gouden werken van J. M. van Kempen te Voorschoten; Vijf en twintig SCHILDERIJEN en TEEKENINGEN van de beste Nederlandsche meesters; Een fijn Damast TAFELGARNITUUR in étui, uit de fabriek van de heeren Z. Kamerling & Zoon te Almelo;

Tien exemplaren van een ALBUM VAN PHOTOGRAPHIEN naar teekeningen van Nederlandsche Meesters, opzettelijk voor dit doel vervaardigd door den heer M. Verveer, photograaf van Z. M. den Koning te 's Gravenbage;

Zes exemplaren eener chromo-lithographie naar de AVONDSCHOOL van G. Dou;
Twaalf exemplaren eener chromo-lithographie naar den OFFICIER van Rembrandt;
Honderd vijftig GRAVUREN OP STAÅL. HET BREISTERTJE, naar Jos. 1sraëls,
door J W. Kaiser.

Drie honderd diverse ARTICLES DE LUXE, BOEK en PLAATWERKEN enz.
TE ZAMEN DUS RUIM

VIJF HONDERD PRIJZEN.

Eene breedere omschrijving der prijzen, die in verschillende steden des vaderlands worden tentoongesteld, zal later worden medegedeeld.

De houders eener Serie van vier Loten, of zij die zich tot het nemen van zulk eene Serie vereenigd hebben, ontvangen bovendien een Exemplaar van de

KUNSTKRONIJK,

UITGEGEVEN TER AANMOEDIGING EN BEVORDERING DER SCHOONE KUNSTEN,

ONDER REDACTIE VAN T. van Westrheene, WZ. EN MET MEDEWERKING VAN DE BESTE
NEDERLANDSCHE UTEURS EN DICHTERS.

De Kunstkronijk bevat jaarlijks Vier en twintig gravuren of lithographien naar schilderijen of teekeningen van de beste meesters en Vier en twintig vellen druks in groot prachtformaat, versierd met oorspronkelijke houtgravuren.

[183]

Regerings-Almanak

Bij MARTINUS NIJHOFF, te 's Gravenhage, is ontvangen:

[blocks in formation]

Naamlijst der Europesche Inwoners van Nederlandsch Indië, en opgaven omtrent hun burgerlijken stand voor het jaar 1868.

Gr. 8vo. Ruim 300 bladz. f 2.

DE REGERINGS-ALMANAK en de NAAMLIJST te zamen f 5.

D. A. THIEME, te Arnhem, geeft uit:
LEERBOEK

DER

Mineralogie,

ten gebruike bij het onderwijs in de Delfstofkunde aan de Middelbare Scholen,

DOOR

R. E. DE HAAN,

Leeraar aan de Hoogere Burgerschool te Nijmegen le Cursus. Algemeene Mineralogie. Beschrijvende Mineralogie.

De Associatie tot aanmoediging en bevordering van Schoone Kunsten heeft sedert ha e oprigting, dank zij eene uitgebreide deelneming, een zeer aanzienlijk getal kunstwerken van Nederlandsche meesters, belangrijke voortbrengselen der Nederlandsche kunstindustrie, benevens eene menigte plaat- en boekwerken kunnen aankoopen en onder hare leden verspreid. Door de uitgave der Met KUNSTKRONIJK heeft zij krachtig bijgedragen tot het kweeken van kunstkennis en kunstzin in Nederland. In buitenlandsche tijdschriften wordt met lof van deze uitgave gesproken.

Door de splitsing der aandeelen in gedeelten van

Twee Gulden Vijftig Cents

zal ongetwijfeld de deelneming in alle klassen der maatschappij nog aanmerkelijk vermeerderd [181] en haar doel krachtig bevorderd worden.

[blocks in formation]

2e

[ocr errors]

meer dan 200 figuren in den tekst van
den len cursus.
[184]

LITTERARISCHE FANTASIEN,

DOOR

Cd. BUSKEN HUET.

2 deelen, post 8vo. PRIJS f 4.25.

Snelpersdruk van H L. Smits.

1

[merged small][graphic][merged small][merged small]
[ocr errors]

1 BURGER, Is dat een beeld, bestemd voor hem die den zegelschijf eindelijk
zal wegwerpen?"

2 BURGER:,, Ja, er is nu lang genoeg gemikt, 't wordt tijd dat hij hem werpt."

OF

MICH

« AnteriorContinuar »