Imágenes de páginas
PDF
EPUB

mised in your presence to renounce the devil and all his works, to believe in God, and to serve him; ye must remember, that it is your part and duty to put them in mind, what a solemn vow, promise, and profession they have now made before this congregation, and especially before you their chosen witnesses. And ye are also to call upon them to use all diligence to be rightly instructed in God's holy word; that so they may grow in grace, and in the knowledge of our Lord Jesus Christ, and live godly, righteously, and soberly, in this present world.

(And then, speaking to the new_baptized persons, he shall proceed, and say,)

[blocks in formation]

It is expedient that every person, thus baptized, should be confirmed by the Bishop so soon after his Baptism as conveniently may be; that so he may be admitted to the holy Communion. If any persons not baptized in their in- | fancy shall be brought to be baptized before they come to years of discretion to answer for themselves; it may suffice to use the Office for Publick Baptism of Infants, or (in case of extreme danger) the Office for Private Baptism; only changing the word (Infant) for (Child or Person) as occasion requireth.

digheid beloofd hebben, den duivel en al zijne werken te verzaken, in God te gelooven en Hem te dienen; zoo moet gij bedenken, dat het uw pligt is, hun te herinneren, welk eene plegtige gelofte, verklaring en belijdenis zij nu voor deze gemeente en voornamelijk voor u, hunne gekozen getuigen, hebben afgelegd. Gij behoort hen dus ook te vermanen, om alle vlijt aan te wenden, om wèl in Gods heilig Woord onderwezen te worden, opdat zij alzoo moyen toenemen in de genade en in de kennis van onzen Heer Jezus Christus, en godzalig, regtvaardig en matig in deze wereld mogen leven.

(Zich verder tot de nieuw gedoopten wendende, zal hij aldus voortgaan en zeggen :)

EN wat u aangaat, die nu door den Doop Christus hebt aangedaan, het is uwe zaak en uw pligt tevens,dewijl gij kinderen Gods en des lichts geworden zijt, door het geloot inChristus, om, overeenkomstig uwe Christelijke roeping, te wandelen, gelijk het kinderen des lichts betaamt; altijd indachtig zijnde, dat de Doop ons onze Belijdenis voorstelt, welke is: het voorbeeld van onzen Zaligmaker Christus te volgen, en Hein gelijkvormig te worden; dat, gelijk Hij voor ons gestorven en weder opgestaan is. wij, die gedoopt zijn, ook alzoo der zonde zouden afsterven en opstaan tot gereg. tigheid, bij voortduring onze kwade en verdorvene neigingen doodende en dagelijks toenemende in alle deugd en godzaligheid des levens.

Het is betamelijk, dat een iegelijk, die aldus gedoopt is, zoo spoedig mogelijk daarna, door den Bisschop bevestigd worde, ten einde hij tot het heilig Avondmaal moge worden toegelaten.

Indien eenige personen, in hunne kindsch heid niet gedoopt zijnde, gebragt worden om den doop te ontvangen, vóórdat zij tot jaren van onderscheid gekomen zijn, of in staat zijn, om voor zich zelve te antwoorden, zal het genoeg zijn, het Formulier van den openbaren kinder doop, of, in uiterst gevaar, dat van den huisselijken doop te gebruiken, alleenlijk het woord kind in dat van persoon ver. anderende, zoo als vereischt worden zal.

THAT IS TO SAY,

AN INSTRUCTION TO BE LEARNED OF EVERY PERSON,
BEFORE HE BE BROUGHT TO BE CONFIRMED
BY THE BISHOP.

EEN KATECHISMUS, OF ONDERWIJZING,

DIE DOOR EEN IEGELIJK DIENT GELEERD
WORDEN, VÓÓRDAT HIJ DOOR DEN BISSCHOP
AANGENOMEN WORDT.

TE

Question. WHAT is your Name?
Answer. N. or M.

Question. Who gave you this Name? Answer. My Godfathers and Godmothers in my Baptism; wherein I was made a member of Christ, the child of God, and an inheritor of the kingdom of heaven.

Question. What did your Godfathers and Godmothers then for you?

Answer. They did promise and vow three things in my name. First, that I should renounce the devil and all his works, the pomps and vanity of this wicked world, and all the sinful lusts of the flesh. Secondly, that I should believe all the Articles of the Christian Faith. And thirdly, that I should keep God's holy will and commandments, and walk in the same all the days of my life.

Question. Dost thou not think that thou art bound to believe, and to do, as they have promised for thee?

Answer. Yes verily; and by God's help so I will. And I heartily thank our heavenly Father, that he hath called me to this state of salvation, through Jesus Christ our Saviour. And I pray unto God to give me his grace, that I may continue in the same unto my life's end.

Catechist.

Rehearse the Articles of thy belief.
Answer.

I BELIEVE in God the Father Almighty, Maker of heaven and earth:

And in Jesus Christ his only Son our Lord, Who was conceived by the Holy Ghost, Born of the Virgin Mary, Suffered under Pontius Pilate, Was crucified, dead, and buried, He descended into hell; The third day he rose again from the dead, He ascended into heaven, And sitteth at the right hand of God the Father Almighty; From thence he shall come to judge the quick and the dead.

I believe in the Holy Ghost; The holy Catholick Church; The Communion of

Vraag. HOE is uw naam?
Antwoord. N. N.

Vr. Wie heeft u dezen naam gegeven? Antw. Mijne getuigen, bij mijnen doop, waardoor ik een lidmaat van Christus, een kind van God, en een erfgenaam des Hemelrijks geworden ben.

Vr. Wat deden uwe getuigen toen voor u?

Antw. Zij beloofden en verbonden zich tot drie dingen in mijnen naam: vooreerst, dat ik den duivel en al zijne werken, de pracht en de ijdelheden van deze booze wereld, en al de zondige lusten van het vleesch zoude verzaken. Ten tweede, dat ik al de Artikelen der Christelijke Leer gelooven zoude; en ten derde, dat ik Gods heiligen wil en geboden zoude opvolgen, en in dezelve al de dagen mijns levens wandelen.

Vr. Denkt gij niet, dat gij verbonden zijt, dat alles te gelooven en te doen, hetwelk zij, in uwen naam, beloofd hebben?

Antw. Ja, voorzeker, en met Gods hulp zal ik dit doen; en ik dank onzen Hemelschen Vader van harte, dat Hij mij tot dezen staat van zaligheid, door Jezus Christus, onzen Zaligmaker, geroepen heeft. En ik bid God, dat Hij mij genade verleene, dat ik in denzelven moge volharden tot aan het einde van mijn leven.

De Onderwijzer.

Zeg de Artikelen van uw geloof op.
Antwoord.

Ik geloof in God den Vader, den Almagtigen Schepper des Hemels en der Aarde.

En in Jezus Christus, zijnen ééniggeboren' Zoon, onzen Heer, die ontvangen is van den Heiligen Geest; geboren uit de Maagd Maria; die geleden heeft onder Pontius Pilatus; is gekruisigd, gestorven en begraven; nedergedaald ter helle; ten derden dage wederom opgestaan van den doode, opgevaren ten Hemel, zittende ter regterhand Gods, des Almagtigen Vaders, van waar Hij komen zal om te oordeelen de levenden en de dooden.

Ik geloof in den Heiligen Geest; ik geloof ééne heilige, algemeene Christelijke

Saints; The Forgiveness of sins; The Re- | Kerk; de gemeenschap der Heiligen; versurrection of the body; And the life ever-geving der zonden, wederopstanding des lasting. Amen. vleesches, en een eeuwig leven. Amen.

Question. What dost thou chiefly learn in these Articles of thy belief?

Answer. First, I learn to believe in God the Father, who hath made me, and all the world.

Secondly, in God the Son, who hath redeemed me, and all mankind.

Thirdly, in God the Holy Ghost, who sanctifieth me, and all the elect people of God.

Question.

You said, that your Godfathers and Godmothers did promise for you, that you should keep God's Commandments. Tell me how many there be? Answer. Ten.

Question. Which be they?
Answer.

THE same which God spake in the twentieth Chapter or Exodus, saying, I am the Lord thy God, who brought thee out of the land of Egypt, out of the house of bondage. I. Thou shalt have none other gods but me.

II. Thou shalt not make to thyself any graven image, nor the likeness of any thing that is in heaven above, or in the earth beneath, or in the water under the earth. Thou shalt not bow down to them, nor worship them: for I the Lord thy God am a jealous God, and visit the sins of the fathers upon the children, unto the third and fourth generation of them that hate me, and shew mercy unto thousands in them

Vr. Wat leert gij hoofdzakelijk in deze Artikelen uwes geloofs?

Antw. Vooreerst, leer ik gelooven in God den Vader, die mij en de geheele wereld geschapen heeft.

Ten tweede, in God den Zoon, die mij en het geheele menschdom verlost heeft. Ten derde, in God den Heiligen Geest, die mij en al het uitverkoren volk van God geheiligd heeft. Vraag.

Gij hebt gezegd, dat uwe getuigen voor u beloofden, dat gij Gods geboden zoudet houden: zeg mij hoe vele er zijn?

Antw. Tien.

Vr. Welke zijn die?

Antwoord.

DEZELFDE, Welke God sprak in het twintigste Hoofdstuk van Exodus, zeggende : Ik ben de Heer uw God, die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb.

I. Gij zult geene andere Goden voor mijn aangezigt hebben.

2. Gij zult u geen gesneden beeld, noch eenige gelijkenis maken van hetgeen, dat boven in den Hemel is, noch van hetgeen, dat onder op de Aarde is, noch van hetgeen, dat in de wateren onder de Aarde is; gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen: want ik, de Heer uw God, ben een ijverig God, die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen, die mij haten, en doe barmhartigheid aan duizenden derthat love me, and keep my command-genen, die mij lief hebben en mijne geboden onderhouden.

ments. III. Thou shalt not take the Name of the Lord thy God in vain: for the Lord will not hold him guiltless that taketh his Name in vain.

IV. Remember that thou keep holy the Sabbath-day. Six days shalt thou labour, and do all that thou hast to do; but the seventh day is the Sabbath of the Lord thy God. In it thou shalt do no manner of work, thou, and thy son, and thy daughter, thy man-servant, and thy maid-servant, thy cattle, and the stranger that is within thy gates. For in six days the Lord made heaven and earth, the sea, and all that in them is, and rested the seventh day; wherefore the Lord blessed the seventh day, and hallowed it.

V. Honour thy father and thy mother, that thy days may be long in the land which the Lord thy God giveth thee.

VI. Thou shalt do no murder.
VII. Thou shalt not commit adultery.
VIII. Thou shalt not steal.

IX. Thou shalt not bear false witness against thy neighbour.

X. Thou shalt not covet thy neighbour's house, thou shalt not covet thy neighbour's wife, nor his servant, nor his maid, nor his ox, nor his ass, nor any thing that is his.

Question. What dost thou chiefly learn by these commandments?

3. Gij zult den naam des Heeren uwes Gods niet ijdellijk gebruiken: want de Heere zal niet onschuldig houden, die zijnen Naam ijdellijk gebruikt.

4. Gedenkt den Sabbathdag, dat gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de Sabbath des Heeren uwes Gods. Dau zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uwe dochter, noch uw dienstknecht, noch uwe dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uwe poorten is; want in zes dagen heeft de Heer den Hemel en de Aarde gemaakt, de Zee en alles wat daar in is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de Heer den Sabbathdag, en heiligde denzelven.

5. Eert uwen vader en uwe moeder, opdat uwe dagen verlengd worden in het land, dat u de Heere uw God geeft.

6. Gij zult niet doodslaan. 7. Gij zult niet echtbreken. 8. Gij zult niet stelen.

9. Gij zult geene valsche getuigenis spre-ken tegen uwen naaste.

10. Gij zult niet begeeren uws naasten huis, gij zult niet begeeren uws naasten wijf, noch zijnen dienstknecht, noch zijne dienstmaagd, noch zijnen os, noch zijnen ezel, noch iets, dat uws naasten is. Vraag.

Wat leert gij hoofdzakelijk uit deze geboden?

Answer. I learn two things: my duty towards God, and my duty towards my Neighbour.

Question. What is thy duty towards God?

Answer. My duty towards God, is to believe in him, to fear him, and to love him with all my heart, with all my mind, with all my soul, and with all my strength; to worship him, to give him thanks, to put my whole trust in him, to call upon him, to honour his holy Name and his Word, and to serve him truly all the days of my life.

Question. What is thy duty towards thy Neighbour?

Answer. My duty towards my Neighbour, is to love him as myself, aud to do to all men, as I would they should do unto me: To love, honour, and succour my father and mother: To honour and obey the Queen, and all that are put in authority under her: To submit myself to all my governors, teachers, spiritual pastors and masters: To order myself lowly and reverently to all my betters: To hurt no body by word or deed: To be true and just in all my dealing: To bear no malice nor hatred in my heart: To keep my hands from picking and stealing, and my tongue from evil-speaking, lying, and slandering: To keep my body in temperance, soberness, and chastity: Not to covet nor desire other men's goods; but to learn and labour truly to get mine own living, and to do my duty in that state of life, unto which it shall please God to call me.

Catechist.

My good Child, know this, that thou art not able to do these things of thyself, nor to walk in the Commandments of God, and to serve him, without his special grace; which thou must learn at all times to call for by diligent prayer. Let me hear therefore, if thou canst say the Lord's Prayer.

Answer.

OUR Father, which art in heaven, Hallowed be thy Name. Thy kingdom come. Thy will be done in earth, As it is. in heaven. Give us this day our daily bread. And forgive us our trespasses, As we forgive them that trespass against us. And lead us not into temptation; But deliver us from evil. Amen.

Question. What desirest thou of God in this Prayer?

Answer. I desire my Lord God our heavenly Father, who is the giver of all goodness, to send his grace unto me, and to all people; that we may worship him, serve him, and obey him, as we ought to do. And I pray unto God, that he will send us all things that be needful both for our souls and bodies; and that he will be merciful unto us, and forgive us our sins; and that it

Antw. Ik leer uit dezelve twee dingen, mijnen pligt jegens God, en mijnen pligt jegens mijnen naaste.

Vr. Wat is uw pligt jegens God?

Antw. Mijn pligt jegens God is, in Hem te gelooven, Hem te vreezen, Hem lief te hebben, met geheel mijn hart, met geheel mijne ziel en met al mijne kracht; Hem te aanbidden, Hem te danken, mijn geheel vertrouwen in Hem te stellen; Hem aan te roepen, zijnen heiligen Naam en zijn Woord te vereeren; en Hem al de dagen mijns levens getrouwelijk te dienen. Vr.

naaste?

Wat is uw pligt jegens uwen

Antw. Mijn pligt jegens mijnen naaste is, hem lief te hebben als mij zelven, en met alle menschen zóó te handelen, als ik zoude wenschen, dat zij met mij deden; mijnen vader en mijne moeder lief te hebben, te eeren en bij te staan; de Koningin, en allen,die eenig gezag onder haar bekleeden, te eeren en te gehoorzamen; mij aan alle overheden, onderwijzers, leeraars en meesters te onderwerpen; mij nederig en eerbiedig jegens mijne meerderen te gedragen; niemand, door woorden of daden, te beleedigen; opregt en regtvaardig te zijn in al mijne handelingen; geene boosheid of haat in mijn hart te voeden; mijne handen te weêrhouden van rooven en stelen; en mijne tong van kwaadspreken, liegen en lasteren, en mijn ligchaam in matigheid en kuischheid te bewaren; de goederen van anderen niet te begeeren; maar te leeren en te arbeiden, om mijn eigen brood te verdienen, en mijn' pligt te vervullen in dien levensstand, waarin het Gode behagen zal mij te plaatsen.

De Onderwijzer.

Mijn lief kind! gij dient te weten, dat gij niet in staat zijt om deze dingen van u zelven te doen, noch om in Gods geboden te wandelen, en Hem te dienen, zonder zijne bijzondere genade, om welke gij Hem ten allen tijde moet leeren aanroepen met een ijverig gebed; laat mij daarom hooren, of gij het gebed des Heeren kunt opzeggen.

Antwoord.

ONZE Vader, die in de Hemelen zijt! Uw naam worde geheiligd. Uw Koningrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, zoo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijksch brood. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. En leid ons niet in verzoeking, Maar verlos ons van den booze. Amen. Vr. Wat begeert gij van God in dit gebed?

Antw. Ik smeek mijnen Heere God, onzen Hemelschen Vader, die de gever van al het goede is, om mij en al zijn volk zijne genade te verleenen, opdat wij Hem mogen aanbidden, Hem dienen en Hem gehoorzamen, zoo als wij behooren te doen. En ik bid God, dat Hij ons alles schenke, hetwelk ons, naar ziel en ligchaam, noodig is; en dat Hij ons genadig zij, en ons onze zonden vergeve; en dat het Hem behagen mo

will please him to save and defend us in all dangers ghostly and bodily; and that he will keep us from all sin and wickedness, and from our ghostly enemy, and from everlasting death. And this I trust he will do of his mercy and goodness, through our Lord Jesus Christ. And therefore I say, Amen, So be it.

Question.

How many Sacraments hath Christ ordained in his Church?

Answer. Two only, as generally necessary to salvation, that is to say, Baptism, and the Supper of the Lord.

Question. What meanest thou by this word Sacrament?

us,

Answer. 1 mean an outward and visible sign of an inward and spiritual grace given unto ordained by Christ himself, as a means whereby we receive the same, and a pledge to assure us thereof.

Question. How many parts are there in a Sacrament?

Answer. Two; the outward visible sign, and the inward spiritual grace.

Question. What is the outward visible sign or form in Baptism?

Answer. Water; wherein the person is baptized In the Name of the Father, and of the Son, and of the Holy Ghost:

Question. What is the inward and spiritual grace?

Answer. A death unto sin, and a new birth unto righteousness: for being by nature born in sin, and the children of wrath, we are hereby made the children of grace.

Question. What is required of persons to be baptized?

Answer. Repentance, whereby they forsake sin; and Faith, whereby they stedfastly believe the promises of God made to them in that Sacrament.

Question. Why then are Infants baptized, when by reason of their tender age they cannot perform them?

Answer. Because they promise them both by their Sureties; which promise, when they come to age, themselves are bound to perform.

Question. Why was the Sacrament of the Lord's Supper ordained?

Answer. For the continual remembrance of the sacrifice of the death of Christ, and of the benefits which we receive thereby.

Question. What is the outward part or sign of the Lord's Supper?

Answer. Bread and Wine, which the Lord hath commanded to be received. Question. What is the inward part, or thing signified?

Answer. The Body and Blood of Christ, which are verily and indeed taken and received by the faithful in the Lord's Supper.

Question. What are the benefits whereof we are partakers thereby?

Answer. The strengthening and refreshing of our souls by the Body and

ge, ons bij alle, zoowel geestelijke, als lig. chamelijke gevaren, te beschermen en te redden; en dat Hij ons voor alle zonde en goddeloosheid, en voor onzen geestelijken vijand en den eeuwigen dood behoede. En dit vertrouw ik van Hem, dat Hij door zijne genade en goedertierenheid doen zal, door onzen Heere Jezus Christus; en daarom zegge ik: Amen, het zij zoo!

Vraag.

HOE vele Sacramenten heeft Christus in zijne Kerk ingesteld?

Antw. Slechts twee, als algemeen noodzakelijk ter zaligheid, te weten: den Doop, en het Avondmaal des Heeren.

Vr. Wat verstaat gij door het woord Sacrament?

Antw. Ik versta daardoor een uitwendig en zigtbaar teeken van inwendige en geestelijke genade ons gegeven, door Christus zelven ingesteld, als een middel, waardoor wij dezelve ontvangen, en als een zegel, om ons van dezelve te verzekeren.

Vr. Hoe vele deelen zijn er in een Sacrament?

Antw. Twee, het uiterlijk en zigtbaar teeken, en de inwendige geestelijke genade. Vr. Wat is het uiterlijk en zigtbaar teeken, of de vorm bij den Doop?

Antw. Water, waarmede men gedoopt wordt, in den Naam des Vaders, desZoons, en des Heiligen Geestes.

Vr. Wat is de inwendige en geestelijke genade ?

Antw. Eene afsterving der zonde, en eene wedergeboorte tot regtvaardigheid: want daar wij van nature in zonde geboren, en kinderen des toorns zijn, zoo worden wij hierdoor kinderen der genade.

Vr. Wat wordt er van iemand vereischt, die gedoopt zal worden?

Antw. Bekeering, waardoor hij de zonde verzaakt; en geloof, waardoor hij standvastiglijk vertrouwt op de beloften, hem door God in dat Sacrament gedaan.

Vr. Waarom doopt men dan kinderen, daar zij toch, wegens hunne teedere kindschheid, dit niet kunnen volbrengen?

Antw. Omdat zij beide zaken beloven, door hunne Doopgetuigen, welke beloften zij verpligt zijn na te komen, wanneer zij tot jaren van onderscheid gekomen zijn.

Vr. Tot wat einde is het Heilige Avondmaal ingesteld?

Antw. Tot eene gedurige gedachtenis van de offerande en den dood van Christus, en van de weldaden, die wij daaruit ontvangen.

Vr. Wat is het uitwendig gedeelte, of teeken van het Avondmaal des Heeren?

Antw. Brood en wijn, waarvan de Heer bevolen heeft, zich te bedienen.

Vr. Wat is het inwendig gedeelte, of de beteekende zaak daarvan?

Antw. Het Ligchaam en het Bloed van Christus, welke waarlijk en in der daad door de geloovigen in het Avondmaal des Heeren genomen en ontvangen worden.

Vr. Welke zijn de weldaden, die wij hierdoor deelachtig worden?

Antw. De versterking en de verkwikking onzer zielen door het ligchaam en het bloed 251

« AnteriorContinuar »