Imágenes de páginas
PDF
EPUB

THE VISITATION OF THE SICK.

FORMULIER

BIJ HET BEZOEKEN DER ZIEKEN.

When any person is sick, notice shall be given thereof to the Minister of the Parish; who, coming into the sick person's house, shall say,

PEACE be to this house, and to all that dwell in it.

Wanneer iemand ziek is, zal daarvan aan den Dienaar van het kerspel kennis gegeven worden, die, in het huis des zieken gekomen zijnde, zeggen zal:

VREDE zij dezen huize, en allen, die daarin wonen.

lende, zeggen :

When he cometh into the sick man's pre- Bij den zieken komende, zal hij, neder kniesence he shall say, kneeling down, REMEMBER not, Lord, our iniquities, nor the iniquities of our forefathers: Spare us, good Lord, spare thy people, whom thou hast redeemed with thy most precious blood, and be not angry with us for ever.

Answer. Spare us, good Lord.

Then the Minister shall say,

Let us pray.

Lord, have mercy upon us.

Christ, have mercy upon us.
Lord, have mercy upon us.

OUR Father, which art in heaven, Hallowed be thy Name. Thy kingdom come. Thy will be done in earth, As it is in heaven. Give us this day our daily bread. And forgive us our trespasses, As we forgive them that trespass against us. And lead us not into temptation; But deliver us from evil. Amen.

Minister. O Lord, save thy servant;
Answer. Which putteth his trust in

thee.
Minister. Send him help from thy holy

place; Answer. And evermore mightily defend him.

Minister. Let the enemy have no advantage of him;

Answer. Nor the wicked approach to hurt him.

Minister. Be unto him, O Lord, a strong tower,

Answer. From the face of his enemy. Minister. O Lord, hear our prayers. Answer. And let our cry come unto thee.

Minister.

O LORD, look down from heaven, behold, visit, and relieve this thy servant. Look upon him with the eyes of thy mercy, give him comfort and sure con

HEERE! gedenk onzer ongeregtigheden niet, of de ongeregtigheden onzer voorvaderen. Spaar ons, goede Heer! spaar uw volk, dat Gij, door uw dierbaar bloed hebt verlost, en laat uw toorn niet eeuwig

op ons rusten.

Antw. Spaar ons, goede Heer!
Dan zal de Dienaar zeggen:
Laat ons bidden.

Heere! ontferm U onzer.

Christus! ontferm U onzer. Heere! ontferm U onzer.

ONZE Vader, die in de Hemelen zijt; Uw naam worde geheiligd. Uw Koningrijk kome. Uw wil geschiede, Gelijk in den Hemel, zoo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijksch brood. En vergeef ons onze schulden, Gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. En leid ons niet in verzoeking, Maar verlos ons van den booze. Amen.

Dienaar. O Heere! behoed uwen knecht. Antwoord. Die zijn vertrouwen op U

stelt.

[blocks in formation]

fidence in thee, defend him from the danger of the enemy, and keep him in perpetual peace and safety; through Jesus Christ our Lord. Amen.

vast vertrouwen op U; bescherm hem tegen het gevaar des vijands, en bewaar hem in gedurigen vrede en veiligheid, door Jezus Christus, onzen Heer. Amen.

HEAR us, Almighty and most merciful HOOR Ons, Almagtige en AllerbarmharGod and Saviour; extend thy accustomed tigste God en Zaligmaker! Strek uwe gegoodness to this thy servant who is griev-wone goedheid uit over dezen uwen met ed with sickness. Sanctify, we beseech thee, this thy fatherly correction to him; that the sense of his weakness may add strength to his faith, and seriousness to his repentance: That, if it shall be thy good pleasure to restore him to his former health, he may lead the residue of his life in thy fear, and to thy glory: or else, give him grace so to take thy visitation, that, after this painful life ended, he may dwell with thee in life everlasting; through Jesus Christ our Lord. Amen.

Then shall the Minister exhort the sick person after this form, or other like. DEARLY beloved, know this, that Almighty God is the Lord of life and death, and of all things to them pertaining, as youth, strength, health, age, weakness, and sickness. Wherefore, whatsoever your sickness is, know you certainly, that it is God's visitation. And for what cause soever this sickness is sent unto you; whether it be to try your patience for the example of others, and that your faith may be found in the day of the Lord laudable, glorious, and honourable, to the increase of glory and endless felicity; or else it be sent unto you to correct and amend in you whatsoever doth offend the eyes of your heavenly Father; know you certainly, that if you truly repent you of your sins, and bear your sickness patiently, trusting in God's mercy, for his dear Son Jesus Christ's sake, and render unto him humble thanks for his fatherly visitation, submitting yourself wholly unto his will, it shall turn to your profit, and help you forward in the right way that leadeth unto everlasting life.

If the person visited be very sick, then the Curate may end his exhortation in this place, or else proceed.

TAKE therefore in good part the chastisement of the Lord: For (as Saint Paul saith in the twelfth Chapter to the Hebrews) whom the Lord loveth he chasteneth, and scourgeth every son whom he receiveth. If ye endure chastening, God dealeth with you as with sons; for what son is he whom the father chasteneth not? But if ye be without chastisement, whereof all are partakers, then are ye bastards, and not sons. Furthermore, we have had fathers of our flesh, which corrected us, and we gave them reverence: shall we not much rather be in subjection unto the Father of spirits, and live? For they verily for a few days chastened us after their own pleasure; but he for our profit, that we might be partakers of his holiness. These words,

ziekte bezochten dienstknecht; heilig, bidden wij U, deze uwe Vaderlijke kastijding aan hem; dat het gevoel zijner zwakheid zijn geloof versterking, en zijn berouw ernst moge bijzetten. Dat, zoo het U zal behagen, hem tot zijne vorige gezondheid te herstellen, hij het overige zijns levens in uwe vreeze en tot uwe eer besteden moge: of schenk hem de genade, dat hij deze bezoeking zóó moge doorstaan, dat hij, na dit smartelijk leven, eeuwig met U wone; door Jezus Christus, onzen Heer. Amen. Dan zal de Dienaar den zieke deze of

dergelijke vermaning doen:

ZEER Geliefde! weet dit, dat de Almagtige God de Heer is van leven en dood, en van alles, wat daarop betrekking heeft, als jeugd, kracht, gezondheid, ouderdom, zwakheid en ziekte. Daarom, wat uwe ziekte zij, weet zeker, dat het Gods bezoe king is. En om welke reden ook deze ziekte u gezonden mogt zijn, hetzij om uw geduld te beproeven ten voorbeelde voor anderen, en dat uw geloof in den dag des Heeren loffelijk en heerlijk moge bevonden worden, tot vermeerdering van roem en eindelooze gelukzaligheid; of zoo dezelve u mogt gezonden zijn tot bestraffing en verbetering in u van al wat in de oogen van uwen Hemelschen Vader mishaagt; weet voorzeker, dat, wanneer gij een waarachtig berouw over uwe zonden hebt,en uwe ziekte geduldig verdraagt, op Gods barmhartigheid vertrouwende, om zijns Zoons Jezus Christus wil, en Hem ootmoedig dankt voor zijne Vaderlijke bezoeking, u zelven geheel aan zijnen wil onderwerpende, zij voor u ten beste zal keeren, en u bijstaan op den regten weg, die tot het eeuwige leven leidt.

Indien de persoon, die bezocht wordt, zeer krank is, kan de Dienaar zijne vermaning hier eindigen; of anders aldus vervolgen:

NEEM daarom de kastijding van den Heere ten beste; want (gelijk de heilige Apostel Paulus zegt in het twaalfde Hoofddeel van zijnen Zendbrief aan de Hebreën) dien de Heer lief heeft, kastijdt Hij, en Hij geeselt elken Zoon, dien Hij aanneemi. Indien gij de kastijding verdraagt, zoo ge draagt zich God jegens u als zonen (want welke zoon is er, dien de vader niet kastijdt?) Maar indien gij zonder kastijding zijt, aan welke allen deelachtig geworden zijn, zoo zijt gij bastaarden, en niet zonen. Verder: wij hebben de vaders onzes vleesches wel tot kastijders gehad, en wij ontzagen hen: zullen wij dan niet veel meer den Vader der Geesten onderworpen zijn, en leven? Want genen hebben ons, wel voor eenen korten tijd, naardat het hun goeddacht, gekastijd; maar deze kastijdt ons tot ons nut, opdat wij aan zijne heiligheid

263

good brother, are written in holy Scripture for our comfort and instruction; that we should patiently, and with thanksgiving, bear our heavenly Father's correction, whensoever by any manner of adversity it shall please his gracious goodness to visit us. And there should be no greater comfort to Christian persons, than to be made like unto Christ, by suffering patiently adversities, troubles, and sicknesses. For he himself went not up to joy, but first he suffered pain; he entered not into his glory before he was crucified. So truly our way to eternal joy is to suffer here with Christ; and our door to enter into eternal life is gladly to die with Christ; that we may rise again from death, and dwell with him in everlasting life. Now therefore, taking your sickness, which is thus profitable for you, patiently, I exhort you, in the Name of God, to remember the profession which you made unto God in your Baptism. And forasmuch as after this life there is an account to be given unto the righteous Judge, by whom all must be judged, without respect of persons, I require you to examine yourself and your estate, both toward God and man; so that, accusing and condemning yourself for your own faults, you may find mercy at our heavenly Father's hand for Christ's sake, and not be accused and condemned in that fearful judgement. Therefore I shall rehearse to you the Articles of our Faith, that you may know whether you do believe as a Christian man should, or no.

Here the Minister shall rehearse the Arti

cles of the Faith, saying thus, DOST thou believe in God the Father Almighty, Maker of heaven and earth? And in Jesus Christ his only-begotten Son our Lord? And that he was conceived by the Holy Ghost; born of the Virgin Mary; that he suffered under Pontius Pilate, was crucified, dead, and buried; that he went down into bell, and also did rise again the third lay; that he ascended into heaven, and sitteth at the right hand of God the Father Almighty; and from thence shall come again at the end of the world, to judge the quick and the dead?

And dost thou believe in the Holy Ghost; the holy Catholick Church; the Communion of Saints; the Remission of sins; the Resurrection of the flesh; and everlasting life after death?

The sick person shall answer, All this I stedfastly believe. Then shall the Minister examine whether he repent him truly of his sins, and be in charity with all the world; exhorting him to forgive, from the bottom of his heart, all persons that have offended him; and if he hath offended any other, to ask them forgiveness; and where he hath done injury or wrong to any man,

zouden deelachtig worden. Deze woorden, geliefde Broeder! staan in de Heilige Schrift tot onzen troost en onze onderwijzing geschreven, opdat wij geduldig eu met dankzegging de kastijding des Hemelschen Vaders verdragen,zoo vaak het zijnergenadige goedheid behagen zal, ons met eenigen tegenspoed te bezoeken. En er moet voor Christenen geen grooter troost bestaan, dan om Christus gelijkvormig gemaakt te worden, door geduldiglijk tegenspoed, moeiten en krankheden te verdragen. Want Hij zelf zocht de vreugde niet, maar leed eerst smart; Hij ging niet in zijne heerlijkheid in, vóór Hij gekruist was. Zoo, waarlijk, is onze weg tot de eeuwige vreugde, hier met Christus te lijden; en onze doorgang tot het eeuwige leven is, gaarne met Christus te sterven, opdat wij van den doode weder mogen opstaan, om met Hem eeuwig te leven. Daarom nu uwe ziekte geduldig dragende, die zoo heilzaam voor u is, vermaan ik u in den naam van God, dat gij indachtig zijt aan de belijdenis, die gij voor God in uwen doop afgelegd hebt. En daar men, na dit leven, rekenschap geven moet aan den regtvaardigen Regter, door wien allen, zonder aanzien van persoon, zullen geoordeeld worden, zoo vermaan ik u, dat gij u zelven onderzoekt, in den staat, waarin gij u bevindt, ten opzigte van God en menschen, zoodat gij, u zelven beschuldigende en veroordeelende, om uwe gebreken, barmhartigheid moogt vinden bij onzen Hemelschen Vader, om Christus wil, en niet beschuldigd of veroordeeld wordet in dat vreesselijk oordeel. Ik zal u daarom de Artikelen onzes Geloofs voorzeggen,opdat gij moogt weten,of gij gelooft, zoo als het een' Christen betaamt, of niet. Hier zal de Dienaar hem de Artikelen des geloofs aldus voorzeggen:

GELOOFT gij in God, den Almagtigen Vader, Schepper des Hemels en der Aarde? En in Jezus Christus, zijn' ééniggeboren' Zoon, onzen Heer? En dat Hij ontvangen werd door den Heiligen Geest; geboren uit de Maagd Maria; dat Hij geleden heeft onder Pontius Pilatus, gekruist, gestorven en begraven is; dat Hij nedergedaald is ter helle, en ook ten derden dage weder is opgestaan van den doode; dat Hij is opgevaren ten Hemel en gezeten is ter regterhand van God, den Almagtigen Vader, en van daar zal wederkomen ten jongsten dage, om te oordeelen de levenden en de dooden?

En gelooft gij in den Heiligen Geest; eene heilige, algemeene Kerk, de gemeenschap der Heiligen, de vergeving der zonden, de opstanding des vleesches, en een eeuwig leven na den dood?

De zieke zal antwoorden. Dat alles geloof ik standvastiglijk. Dan zal de Dienaar onderzoeken, of hij een opregt berouw over zijne zonden heeft, en in liefde met alle menschen verkeert; hem vermanende, van ganscher harte al dengenen te vergeven, die hem beleedigd hebben, en indien hij ie mand beleedigd heeft, hem vergeving te vragen; en zoo hij iemand verongelijkt

that he make amends to the uttermost of his power. And if he hath not before disposed of his goods, let him then be admonished to make his Will, and to declare his Debts, what he oweth, and what is owing unto him; for the better discharging of his conscience, and the quietness of his Executors. But men should often be put in remembrance to take order for the settling of their temporal estates, whilst they are in health.

These words before rehearsed may be said before the Minister begin his Prayer, as he shall see cause.

The Minister should not omit earnestly to move such sich persons as are of ability to be liberal to the poor. Here shall the sick person be moved to make a special Confession of his sins, if he feel his conscience troubled with any weighty matter. After which Confession, the Priest shall absolve him (if he humbly and heartily desire it) after this sort.

[blocks in formation]

O MOST merciful God, who, according to the multitude of thy mercies, dost so put away the sins of those who truly repent, that thou rememberest them no more; Open thine eye of mercy upon this thy servant, who most earnestly desireth pardon and forgiveness. Renew in him, (most loving Father) whatsoever hath been decayed by the fraud and malice of the devil, or by his own carnal will and frailness; preserve and continue this sick member in the unity of the Church; consider his contrition, accept his tears, asswage his pain, as shall seem to thee most expedient for him. And forasmuch as he putteth his full trust only in thy mercy, impute not unto him his former sins, but strengthen him with thy blessed Spirit; and, when thou art pleased to take him hence, take him unto thy favour, through the merits of thy most dearly beloved Son Jesus Christ our Lord. Amen.

Then shall the Minister say this
Psalm.

In te, Domine, speravi. Ps. Lxxi. IN thee, O Lord, have I put my trust; let me never be put to confusion: but rid me, and deliver me in thy righteousness; incline thine ear unto me, and save me.

of benadeeld heeft, hem alle mogelijke vergoeding te schenken. En indien hij nog niet over zijne goederen beschikt heeft, zal hij hem ook aansporen om zijnen uitersten wil te maken, en te verklaren, welke zijne schulden zijn, en wat hij van anderen in te vorderen heeft, tot betere ontlasting van zijn geweten en tot gerustheid van de uitvoerders zijns wils. Maar de menschen moeten dikwijls herinnerd worden, om, gedurende hunne gezondheid, over hunne tijdelijke goederen te beschikken.

Deze hierboven aangehaalde woorden kunnen, zoo de Dienaar het geschikt acht, vóór hij zijn Gebed begint, gebezigd wor

den.

De Dienaar moet ook niet verzuimen, diegenen, die vermogend zijn, aan te manen, om milddadig jegens de armen te zijn. Hier zal de zieke aangespoord worden, om eene bijzondere belijdenis zijner zonden te doen, indien hij zijn geweten door eene gewigtige zaak bezwaard gevoelt. Na welke belijdenis de Leeraar (indien de zieke het nederig en hartelijk wenscht,) hem de volgende vrijspraak der zonden geven zal:

ONZE Heer Jezus Christus, die aan zijne Kerk de magt gelaten heeft, om alle ware boetvaardigen, en die in Hem gelooven, van hunne zonden vrij te spreken, vergeve u door zijne groote barmhartigheid uwe overtredingen: en door zijn gezag, mij opgedragen, spreek ik u vrij van al uwe zonden, in den naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes. Amen. Daarna zal de Leeraar het volgende Gebed uitspreken:

Laat ons bidden.

O ALLERGENADIGSTE God! die, naar de veelheid uwer barmhartigheden, de zonden der boetvaardigen alzoo uitwischt, dat Gij dezelve niet meer gedenkt, open de oogen uwer genade over dezen uwen dienstknecht, die met den meesten ernst om vergiffenis zijner zonden smeekt. Hernieuw in hem, liefderijkste Vader! alles, wat door de list en boosheid des duivels of door zijne eigene vleeschelijke zwakheid en wille vervallen is; behoud en bewaar dit zieke lid in de éénheid der kerke; aanschouw zijn berouw; neem zijne tranen aan; verzacht zijne smart, zoo als het U voor hem het best zal toeschijnen. En daar hij zijn volle vertrouwen alleen op uwe genade stelt, zoo reken hem zijne vorige zonden niet toe; maar versterk hem door uwen Heiligen Geest, en zoo het U mogt behagen, hem van hier te roepen, zoo neem hem gunstig aan, door de verdiensten van uwen geliefden Zoon Jezus Christus, onzen Heer. Amen.

Dan zal de Dienaar dezen Psalm uitspreken :

In te, Domine, speravi. Ps. Lxxi. Op U, oHeere! betrouw ik: laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid. Red mij door uwe geregtigheid, en bevrijd mij. neig uw oor tot mij, en verlos mij.

Be thou my strong hold, whereunto I may alway resort: thou hast promised to help me; for thou art my house of deience, and my castle.

Deliver me, O my God, out of the hand of the ungodly: out of the hand of the unrighteous and cruel man.

For thou, O Lord God, art the thing that I long for: thou art my hope, even from my youth.

Through thee have I been holden up ever since I was born: thou art he that took me out of my mother's womb; my praise shall alway be of thee.

I am become as it were a monster unto many: but my sure trust is in thee.

O let my mouth be filled with thy praise that I may sing of thy glory and honour all the day long.

Cast me not away in the time of age: forsake me not when my strength faileth

[ocr errors]

For mine enemies speak against me, and they that lay wait for my soul take their counsel together, saying: God hath forsaken him, persecute him, and take him; for there is none to deliver him.

Go not far from me, O God: my God, haste thee to help me.

Let them be confounded and perish that are against my soul: let them be covered with shame and dishonour that seek to do me evil.

As for me, I will patiently abide alway: and will praise thee more and more.

My mouth shall daily speak of thy righteousness and salvation: for I know no end thereof.

I will go forth in the strength of the Lord God: and will make mention of thy righteousness only.

Thou, O God, hast taught me from my youth up until now: therefore will I tell of thy wondrous works.

Forsake me not, O God, in mine old age, when I am gray-headed: until I have shewed thy strength unto this generation, and thy power to all them that are yet

[blocks in formation]

O SAVIOUR of the world, who by thy Cross and precious Blood hast redeemed 145, Save us, and help us, we humbly beseech thee, O Lord.

Then shall the Minister say, THE Almighty Lord, who is a most strong tower to all them that put their trust in him, to whom all things in heaven, in earth, and under the earth, do bow and obey, be now and evermore thy defence; and make thee know and feel, that there is none other Name under heaven given to man, in whom, and through

Wees mij tot eenen rotssteen om daarin te wonen, om geduriglijk daarin te gaan : Gij hebt bevel gegeven om mij te verlossen; want Gij zijt mijne steenrots en mijn burg.

Mijn God! bevrijd mij van de hand des goddeloozen: van de hand desgenen, die verkeerdelijkhandelt,endes opgeblazenen. WantGij zijt mijne verwachting, Heere, Heere! mijn vertrouwen van mijne jeugd

aan.

Op U heb ik gesteund van den buik aan ; van mijner moeder ingewand aan, zijt Gij mijn uithelper: mijn lof is geduriglijk van U.

Ik ben velen als een wonder geweest: doch Gij zijt mijne sterke toevlugt.

Laat mijn mond vervuld worden met uwen lof: den ganschen dag met uwe heerlijkheid.

Verwerp mij niet in den tijd des ouderdoms: verlaat mij niet terwijl mijne kracht vergaat.

Want mijne vijanden spreken van mij: en die op mijne ziel loeren beraadslagen le zamen, zeggende: God heeft hem verlaten; jaagt na, en grijpt hem, want daar is geen verlosser.

O God! wees niet verre van mij: mijn God! haast U tot mijne hulpe.

Laat hen beschaamd worden, laat hen verteerd worden, die mijne ziele tegen zijn: laat hen met smaad en schaamte overdekt worden, die mijn kwaad zoeken.

Doch ik zal geduriglijk hopen; en zal uwen lof nog grooter maken.

Mijn mond zal uwe geregtigheid vertellen, den ganschen dag uw heil: hoewel ik de getallen niet weet.

Ik zal henen gaan in de mogendheden des Heeren Heeren: ik zal uwe geregtig. heid vermelden, uwe alléén.

O God! Gij hebt mij geleerd van mijne jeugd aan: en tot nog toe verkondig ik

uwe wonderen.

Daarom ook, terwijl de ouderdom eu de grijsheid dáár is, verlaat mij niet, o God! totdat ik dit geslacht verkondige uwen arm, allen nakomelingen, uwe magt.

Ook is uwe geregtigheid, o God! tot in de hoogte; Gij, die groote dingen gedaan hebt: o God! wie is U gelijk?

Eere zij den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geest;

Gelijk het was in den beginne, nu is, en altoos zijn zal, in alle eeuwigheid. Amen.

Er dit bijvoegende:

O ZALIGMAKER der wereld, die ons door uw kruis en dierbaar bloed verlost hebt, red ons en help ons, bidden wij U ootmoedig, o Heere!

Dan zal de Dienaar zeggen:

DE Almagtige Heer, die een sterke toren is, voor allen, die hun vertrouwen op Hem stellen, voor wien alles, wat in den Hemel, op de aarde en onder de aarde is, zich buigt en gehoorzaamt, zij nu en te allen tijde uw beschermer, en doe u kennen en gevoelen, dat er geen andere naam onder den Hemel aan de menschen gegeven is, in en door

« AnteriorContinuar »