Imágenes de páginas
PDF
EPUB

Glory be to the Father, and to the Son: and to the Holy Ghost;

As it was in the beginning, is now, and ever shall be: world without end. Amen.

Domine, refugium. Psal. xc.

LORD, thou hast been our refuge: from one generation to another.

Before the mountains were brought forth, or ever the earth and the world were made: thou art God from everlasting, and world without end.

Thou turnest man to destruction: again thou sayest, Come again, ye childreu of

men.

For a thousand years in thy sight are but as yesterday: seeing that is past as a watch in the night.

As soon as thou scatterest them, they are even as a sleep: and fade away suddenly like the grass.

In the morning it is green, and groweth up: but in the evening it is cut down, dried up, and withered.

For we consume away in thy displeasnre: and are afraid at thy wrathful indignation.

Thou hast set our misdeeds before thee: and our secret sins in the light of thy countenance.

For when thou art angry all our days are gone: we bring our years to an end, as it were a tale that is told.

The days of our age are threescore years and ten; and though men be so strong, that they come to fourscore years: yet is their strength then but labour and sorrow; so soon passeth it away, and we are gone.

But who regardeth the power of thy wrath for even thereafter as a man feareth, so is thy displeasure.

O teach us to number our days: that we may apply our hearts unto wisdom. Turn thee again, O Lord, at the last: and be gracious unto thy servants.

O satisfy us with thy mercy, and that soon: so shall we rejoice and be glad all the days of our life.

Comfort us again now after the time that thou hast plagued us: and for the years wherein we have suffered adversity.

Shew thy servants thy work and their children thy glory.

And the glorious Majesty of the Lord our God be upon us: prosper thou the work of our hands upon us, 0 prosper thou our handy-work.

Glory be to the Father, and to the Son: and to the Holy Ghost;

As it was in the beginning, is now, and ever shall be: world without end. Amen.

Then shall follow the Lesson taken out of the fifteenth Chapter of the former Epistle of St. Paul to the Corinthians. 1 Cor. xv. 20.

Now is Christ risen from the dead and become the first-fruits of them

Eere zij den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geest;

Gelijk het was in den beginne, nu is, en altoos zijn zal, in alle eeuwigheid. Amen. Psalm xc.

HEER! Gij zijt ons geweest eene toevlugt van geslacht tot geslacht.

Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebragt hadt: ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt gij God.

Gij doet den mensch wederkeeren tot verbrijzeling, en zegt: keert weder, gij menschen-kinderen!

Want duizend jaren zijn in uwe oogen als de dag van gisteren, als hij voorbij. gegaan is, en als eene nachtwake.

Gij overstroomt hen, zij zijn gelijk eenen slaap; in den morgenstond zijn zij gelijk het gras, dat verandert.

In den morgenstond bloeit het, en het verandert: des avonds wordt het afgesneden, en het verdort.

Want wij vergaan door nwen toorn, en door uwe grimmigheid worden wij

verschrikt.

Gij stelt onze ongeregtigheden voor U: onze geheime zonden in het licht van uw aanschijn.

Want al onze dagen gaan henen door uwe verbolgenheid: wij brengen onze jaren door als eene gedachte.

Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren; of zoo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren: en het uitnemendste van die is moeite en verdriet; want het wordt snellijk afgesneden en wij vliegen daar henen.

Wie kent de sterkte uws toorns, en uwe verbolgenheid, naardat gij te vreezen zijt?

Leer ons alzoo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen.

Keer weder, Heer! Tot hoe lang? en het berouwe U over uwe knechten.

Verzadig ons in den morgenstond met uwe goedertierenheid; zoo zullen wij juichen, en verblijd zijn in al onze dagen.

Verblijd ons na de dagen, in welke gij ons gedrukt hebt; na de jaren, in welke wij het kwade gezien hebben.

Laat uw werk aan uwe knechten gezien worden, en uwe heerlijkheid over hunne kinderen.

En de liefelijkheid van den Heere, onzen God, zij over ons, en bevestig gij het werk onzer handen over ons, ja, het werk onzer handen bevestig dat.

Eere zij denVader, en den Zoon, en den Heiligen Geest;

Gelijk het was in den beginne, nu is, en altoos zijn zal, in alle eeuwigheid. Amen.

Daarna wordt het XVde Hoofdstuk, uit den 1sten Zendbrief van Paulus, aan de Corintheren voorgelezen, beginnende mel het 20ste Vers:

Nu is Christus opgewekt uit de dooden en de eersteling geworden dergenen, die

that slept. For since by man came death, by man came also the resurrection of the dead. For as in Adam all die, even so in Christ shall all be made alive. But every man in his own order: Christ the first-fruits; afterward they that are Christ's, at his coming. Then cometh the end, when he shall have delivered up the kingdom to God, even the Father; when he shall have put down all rule, and all authority, and power. For he must reigu, till he hath put all enemies under his feet. The last enemy that shall be destroyed is death. For he hath put all things under his feet. But when he saith, all things are put under him, it is manifest that he is excepted, which did put all things under him. And when all things shall be subdued unto him, then shall the Son also himself be subject unto him that put all things under him, that God may be all in all. Else what shall they do which are baptized for the dead, if the dead rise not at all? Why are they then baptized for the dead? and why stand we in jeopardy every hour? I protest by your rejoicing, which I have in Christ Jesus our Lord, I die daily. If after the manner of men I have fought with beasts at Ephesus, what advantageth it me, if the dead rise not? Let us eat and drink,

for

one

ontslapen zijn. Want dewijl de dood door éénen mensch is, zoo is ook de opstanding der dooden door éénen mensch. Want gelijk zij allen in Adam sterven, alzoo zullen zij ook in Christus allen levend gemaakt worden. Maar een ieder in zijne order: de eersteling Christus; daarna die van Christus zijn, in zijne toekomst. Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het Koningrijk Gode den Vader zal overgegeven hebben; wanneer Hij zal te niet gedaan hebben alle heerschappij,en alle magt en kracht. Want Hij moet als Koning heerschen, totdat Hij al de vijanden onder zijne voeten zal gelegd hebben. De laatste vijand, die te niet gedaan wordt, is de dood. Want Hij heeft alle dingen zijnen voeten onderworpen; maar wanneer Hij zegt, dat Hem alle dingen onderworpen zijn, zoo is het openbaar, dat Hij uitgenomen wordt, die Hem alle dingen onderworpen heeft. En wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon zelf onderworpen worden aan dien, die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen. Anders wat zullen zij doen, die voor de dooden gedoopt worden, indien de dooden ganschelijk niet opgewekt worden? waarom worden zij voor de dooden ook gedoopt? Waarom zijn ook wij alle uren in perijkel? Ik sterf alle dagen, hetwelk ik betuig bij onzen roem, dien ik heb in Christus Jezus, onzen Heer. Zoo ik, naar den mensch, tegen de beesten gevochten heb te Ephezen, wat nuttigheid is het mij, indien de dooden niet opgewekt worden? Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij. Dwaalt niet: kwade zamensprekingen bederven goede zeden. Waakt op regtvaardiglijk en zondigt niet; want sommigen hebben de kennis van God niet. Ik zeg het u tot schaamte.

Maar, zal iemand zeggen: hoe zullen de dooden opgewekt worden? en met hoedanig een ligchaam zullen zij komen? Gij, dwaas! hetgeen gij zaait wordt niet levendig, tenzij dat het gestorven zij. En hetgeen gij zaait, daarvan zaait gij het ligchaam niet, dat worden zal, maar een bloot graan, naar het voorvalt, van tarwe, of van eenige der andere granen. Maar God geeft aan hetzelve een ligchaam gelijk Hij wil, en aan elk zaad zijn eigen ligchaam. Alle vleesch is niet hetzelfde vleesch; maar een ander is het vleesch der menschen, en een ander is het vleesch der beesten, en een ander der visschen, en een ander der vogelen. En er zijn hemelsche ligchamen, en er zijn aardsche ligchamen; maar eene andere is de heerlijkheid der hemelsche, en eeue andere der aardsche. Eene andere is de heerlijkheid der zon, en eene andere de heerlijkheid der maan, en eene andere is de heer

to morrow we die. Be not deceived: evil communications corrupt good manners. Awake to righteousness, and sin not; for some have not the knowledge of God. I speak this to your shame. But some man will say, How are the dead raised up? and with what body do they come? Thou fool, that which thou sowest is not quickened, except it die. And that which thou sowest, thou sowest not that body that shall be, but bare grain, it may chance of wheat, or of some other grain: But God giveth it a body, as it hath pleased him, and to every seed his own body. All flesh is not the same flesh; but there is kind of flesh of men, another flesh of beasts, another of fishes, and another of birds. There are also celestial bodies, and bodies terrestrial; but the glory of the celestial is one, and the glory of the terrestrial is another. There is one glory of the sun, and another glory of the moon, and another glory of the stars; for one star differeth from another star in glory. So also is the resurrection of the dead: It is sown in corruption; it is raised in incorruption: It is sown in dishonour; it is raised in glory:lijkheid der sterren; want de eene ster verIt is sown in weakness; it is raised in power: It is sown a natural body; it is raised a spiritual body. There is a natural body, and there is a spiritual body. And SO it is written, The first man Adam was made a living soul; the last Adam was made a quickening spirit. Howbeit, that

schilt in heerlijkheid van de andere ster. Alzoo zal ook de opstanding der dooden zijn. Het ligchaam wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid. Het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht. Een natuurlijk lig

:

was not first which is spiritual, but that which is natural; and afterward that which is spiritual. The first man is of the earth, earthy: the second man is the Lord from heaven. As is the earthy, such are they also that are earthy and as is the heavenly, such are they also that are heavenly. And as we have borne the image of the earthy, we shall also bear the image of the heavenly. Now this I say, brethren, that flesh and blood cannot inherit the kingdom of God; neither doth corruption inherit incorruption. Behold, shew you a mystery: We shall not all sleep, but we shall all be changed, in a moment, in the twinkling of an eye, at the last trump, (for the trumpet shall sound,) and the dead shall be raised incorruptible, and we shall be changed. For this corruptible must put on incorruption, and this mortal must put on immortality. So when this corruptible shall have put on incorruption, and this mortal shall have put on immortality; then shall be brought to pass the saying that is written, Death is swallowed up in victory. where is thy sting? O grave, where is thy victory? The sting of death is sin, and the strength of sin is the law. But thanks be to God, which giveth us the victory through our Lord Jesus Christ. Therefore, my beloved brethren, be ye stedfast, unmoveable, always abounding in the work of the Lord, forasmuch as ye know that your labour is not in vain in the Lord.

O death,

When they come to the Grave, while the Corpse is made ready to be laid into the earth, the Priest shall say, or the Priest and Clerks shall sing:

MAN that is born of a woman hath but a short time to live, and is full of misery. He cometh up, and is cut down, like a flower; he fleeth as it were a shadow, and never continueth in one stay.

In the midst of life we are in death: of whom may we seek for succour, but of thee, O Lord, who for our sins art justly displeased?

Yet, O Lord God most holy, O Lord most mighty, O holy and most merciful Saviour, deliver us not into the bitter pains of eternal death.

Thou knowest, Lord, the secrets of our hearts; shut not thy merciful ears to our prayer; but spare us, Lord most holy, O God most mighty, O holy and merciful Saviour, thou most worthy Judge eternal, suffer us not, at our last hour, for any pains of death, to fall from thee.

chaam wordt er gezaaid, een geestelijk ligchaam wordt er opgewekt. Daar is een natuurlijk ligchaam, en daar is een geestelijk ligchaam. Alzoo is er ook geschreven: de eerste mensch Adam is geworden tot eene levende ziele: de laatste Adam tot een' levendmakenden geest. Maar het geestelijke is niet eerst, doch het natuurlijke; daarna het geestelijke. De eerste mensch is uit de aarde aardsch, de tweede mensch is de Heer uit den Hemel. Hoedanig de aardsche is, zoodanig zijn ook de aardschen: en hoedanig de hemelsche is, zoodanig zijn ook de hemelschen. En gelijk wij het beeld des aardschen gedragen hebben, alzoo zullen wij ook het beeld des hemelschen dragen. Doch dit zeg ik, Broeders! dat vleesch en bloed het Koningrijk van God niet beërven kunnen; noch de verderfelijkheid beërft de onverderfelijkheid. Ziet, ik zeg u eene verborgenheid: wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden. In een punt des tijds, in een oogenblik, met de laatste bazuin; want de bazuin zal slaan, en de dooden zullen onverderfelijk opgewekt worden, en wij zullen veranderd wor den. Want dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen, en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. En wanneer dit verderfelijke zal onverderfelijkheid aangedaan hebben en dit sterfelijke zal onsterfelijkheid aangedaan hebben, alsdan zal het woord geschieden, dat geschreven is: de dood is verslonden tot overwinning. Dood! waar is uw prikkel? Hel! waar is uwe overwinning? De prikkel nu des doods is de zonde, en de kracht der zonde is de wet. Maar, Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onzen Heer, Jezus Christus! Zoo dan, mijne geliefde Broeders! zijt standvastig, onbewegelijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren, als die weet, dat uw arbeid niet ijdel is in den Heere.

[blocks in formation]

Then, while the earth shall be cast upon | the Body by some standing by, the Priest shall say,

FORASMUCH as it hath pleased Almighty God of his great mercy to take unto himself the soul of our dear brother here departed, we therefore commit his body to the ground; earth to earth, ashes to ashes, dust to dust; in sure and certain hope of the Resurrection to eternal life, through our Lord Jesus Christ; who shall change our vile body, that it may be like unto his glorious body, according to the mighty working, whereby he is able to subdue all things to

himself.

Then shall be said or sung,

I HEARD a voice from heaven, saying unto me, Write, from henceforth blessed are the dead which die in the Lord: even so saith the Spirit; for they rest from their labours.

Then the Priest shall say, Lord, have mercy upon us. Christ, have mercy upon us. Lord, have mercy upon us. OUR Father, which art in heaven, Hallowed be thy Name. Thy kingdom come. Thy will be done in earth, As it is in heaven. Give us this day our daily bread. And forgive us our trespasses, As we forgive them that trespass against us. And lead us not into temptation; But deliver us from evil. Amen.

Priest.

Terwijl door een' der aanwezenden eenige
aarde op de kist
geworpen wordt, zal de
Leeraar zeggen:

ALZOO het den almagtigen God, naar zij ne groote barmhartigheid, behaagd heeft. de ziel van onzen afgestorven' dierbaren broeder tot zich te nemen, zoo bevelen wij zijn ligchaam aan de aarde: aarde bij aar de; asch bij asch, stof bij stof, in de zekere en vaste hope op de opstanding ten eeuwigen leven, door onzen Heer, Jezus Christus, die ons vernederd ligchaam zal veranderen, opdat het aan zijn heerlijk ligchaam gelijkvormig zij, naar de werking zijner kracht, waardoor Hij magtig is alle dingen aan zich zelven te onderwerpen.

Vervolgens wordt er gezegd of gezongen:

Ik hoorde eene stem uit den Hemel, die tot mij zeide: Schrijf: Zalig zijn de dooden, die in den Heere sterven, van nu aan, ja zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hunnen arbeid. (Openb. xiv. 13.)

Hierop zal de Leeraar zeggen:
Heer! ontferm U over ons.
Christus! ontferm U over ons.
Heer! ontferm U over ons.

ONZE Vader, die in de Hemelen zijt! Uw naam worde geheiligd. Uw Koningrijk ko me. Uw wil geschiede, Gelijk in den hemel, zoo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijksch brood. En vergeef ons onze schulden, Gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. En leid ons niet in verzoeking, Maar verlos ons van den booze. Amen. De Leeraar.

ALMIGHTY God, with whom do live ALMAGTIGE God! bij wien de geesten the spirits of them that depart hence dergenen, die hier in den Heere ontslapen in the Lord, and with whom the souls zijn, leven, en bij wien de zielen der geof the faithful, after they are delivered loovigen, nadat zij van den last des ligfrom the burden of the flesh, are in chaams bevrijd zijn, vreugde en gelukzajoy and felicity; We give thee hearty ligheid genieten; wij danken U van harte, thanks, for that it hath pleased thee dat het U behaagd heeft, dezen onzen broe to deliver this our brother out of the der uit de ellenden van deze zondige we miseries of this sinful world; beseech-reld te verlossen. Wij smeeken U, dat het ing thee, that it may please thee, of thy gracious goodness, shortly to accomplish the number of thine elect, and to hasten thy kingdom; that we, with all those that are departed in the true faith of thy holy Name, may have our perfect consummation and bliss, both in body and soul, in thy eternal and everlasting glory; through Jesus Christ our Lord. Amen.

The Collect.

O MERCIFUL God, the Father of our Lord Jesus Christ, who is the resurrection and the life; in whom whosoever believeth shall live, though he die; and whosoever liveth, and believeth in him, shall not die eternally; who also hath taught us, by his holy Apostle Saint Paul, not to be sorry, as men with out hope, for them that sleep in him; We meekly beseech thee, O Father, to raise us from the death of sin unto the life of righteousness; that, when we shall depart this life, we may rest

U naar uwe goedheid en genade moge behagen, het getal uwer uitverkorenen cerlang volledig te maken, en de komst van uw Koningrijk te verhaasten; opdat wij met al degenen, die in het waar geloof aan uwen heiligen Naam ontslapen zijn, beide naar ziel en ligchaam volkomene zaligheid in uwe eeuwige heerlijkheid verkrijgen mogen, door Jezus Christus, onzen Heer.

Amen.

Gebed.

O BARMHARTIGE God! Vader van onzen Heere Jezus Christus, die de opstanding en het leven is, in wien ieder, die gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven, en ieder, die leeft en in Hem gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven, die ons ook geleerd heeft door zijnen heiligen Apostel Paulus, dat wij over hen, die in Hem ontslapen zijn, niet moeten bedroefd zijn als zulken, die geene hope hebben. Wij bid den U ootmoedig, o Vader! ons op te wekken van den dood der zonde tot het leven der regtvaardigheid, opdat wij bij ons ver

in him, as our hope is this our brother doth; and that, at the general Resurrection in the last day, we may be found acceptable in thy sight; and receive that blessing, which thy well-beloved Son shall then pronounce to all that love and fear thee, saying, Come, ye blessed children of my Father, receive the kingdom prepared for you from the beginning of the world: Grant this, we beseech thee, O merciful Father, through Jesus Christ, our Mediator and Redeemer. Amen.

THE grace of our Lord Jesus Christ, and the love of God, and the fellowship of the Holy Ghost, be with us all evermore. Amen.

scheiden in Hem mogen rusten, gelijk wij hopen, dat deze onze broeder thans doet, en bij de algemeene verrijzenis ten jongsten dage in uwe oogen welbehagelijk mogen bevonden worden, en dien zegen ontvangen, welken uw geliefde Zoon alsdan zal uitspreken over hen, die U liefhebben en vreezen, zeggende: Komt, gij gezegenden mijns Vaders! beerft het Koningrijk, hetwelk u bereid is van vóór de grondlegging der wereld. Geef dit, bidden wij U, o barmhartige Vader! door Jezus Christus, onzen Middelaar en Verlosser. Amen.

DE genade van onzen Heere Jezus Christus, en de liefde Gods, en de gemeenschap van den Heiligen Geest zij met ons allen, in alle eeuwigheid. Amen.

THE THANKSGIVING OF WOMEN AFTER CHILD-BIRTH,
COMMONLY CALLED, THE CHURCHING
OF WOMEN.

DANKZEGGING VOOR DE KRAAMVROUWEN,
DIE HAREN KERKGANG DOEN.

The Woman, at the usual time after her Delivery, shall come into the Church decently apparelled, and there shall kneel down in some convenient place, as hath been accustomed, or as the Ordinary shall direct: And then the Priest shall say unto her,

FORASMUCH as it hath pleased Almighty God of his goodness to give you safe deliverance, and hath preserved you in the great danger of Child-birth; you shall therefore give hearty thanks unto God, and say,

(Then shall the Priest say the
cxvith Psalm.)

Dilexi quoniam.

1 AM well pleased: that the Lord hath heard the voice of my prayer;

That he hath inclined his ear unto me: therefore will I call upon him as long as I live.

The snares of death compassed me round about: and the pains of hell gat hold upon me.

I found trouble and heaviness, and I called upon the Name of the Lord: O Lord, I beseech thee, deliver my soul.

Gracions is the Lord, and righteous: yea, our God is merciful.

The Lord preserveth the simple: I was in misery, and he helped me.

Turn again then unto thy rest, O my sonl: for the Lord hath rewarded thee.

De vrouw zal op den gewonen tijd, na hare verlossing, zedig gekleed, in de Kerk komen, en aldaar, naar gewoonte, op eene geschikte plaats nederknielen, wanneer de Leeraar tot haar zeggen zal:

DAAR het den Almagtigen God behaagd heeft, u in zijne goedertierenheid eene behoudene verlossing te schenken, en in barensnood te bewaren, zoo behoort gij daarom Gode hartelijk te danken, zeggende:

(Dan zal de Leeraar dezen Psalm lezen.) Psalm cxvi. Dilexi quoniam.

Ik hebbe lief, want de Heere hoort mijne stemme, mijne smeekingen.

Want Hij neigt zijn oor tot mij: dies ik Hem in mijne dagen zal aanroepen.

De banden des doods hadden mij omvangen; en de angsten der hel hadden mij ge

troffen.

Ik vond benaauwdheid en droefenis, maar ik riep den naam des Heeren aan, zeggende: Och, Heere! bevrijd mijne ziele.

De Heere is genadig en regtvaardig: en onze God is ontfermend.

De Heere bewaart de eenvoudigen: ik was uitgeteerd, doch Hij heeft mij verlost. Mijne ziele, keer weder tot uwe ruste; want de Heere heeft aan u wèlgedaan.

« AnteriorContinuar »