Imágenes de páginas
PDF
EPUB

liver my soul from the un-neder; bevrijd mijne ziele met godly, which is a sword of uw zwaard van den goddethine; looze.

14 From the men of thy hand, O Lord, from the men, I say, and from the evil world: which have their portion in this life, whose bellies thou fillest with thy hid treasure. 15 They have children at their desire and leave the rest of their substance for their babes.

16 But as for me, I will behold thy presence in righteousness: and when I awake up after thy likeness, I shall be satisfied with it.

DAY 3. EVENING PRAYER.

Psalm XVIII.

I WILL love thee, O Lord, my strength; the Lord is my stony rock, and my defence: my Saviour, my God, and my might, in whom I will trust, my buckler, the horn also of my salvation, and my refuge.

2 I will call u upon the Lord, which is worthy to be praised: so shall I be safe from mine enemies.

3 The sorrows of death compassed me: and the overflowings of ungodliness made me afraid.

4 The pains of hell came about me: the snares of death overtook me.

5 In my trouble I will call upon the Lord: and complain unto my God.

14 Met uwe hand van de lieden, o Heere! van de lieden, die van de wereld zijn, welker deel in dit leven is, welker buik gij vervult met uwen verborgenen [schat].

15 De kinderen worden verzadigd, en zij laten hun overschot hunnen kinderkens achter.

16 [Maar] ik zal uw aangezigt in geregtigheid aanschouwen; ik zal verzadigd worden met uw beeld, als ik zal opwaken.

3de DAG. AVOND-GEBED.
Psalm XVIII.

Ik zal U hartelijk lief hebben, Heere, mijne sterkte! De Heere is mijne steenrots, en mijn burg, en mijn uithelper, mijn God, mijne rotse, op welke ik betrouw: mijn schild, en hoorn mijns heils, mijn hoog vertrek.

2 lk aanriep den Heere, die te prijzen is, en werd verlost van mijne vijanden.

3 Banden des doods hadden mij omvangen: en beken Belials verschrikten mij.

4 Banden der helle omringden mij: strikken des doods bejegenden mij.

5 Als mij bange was, aanriep ik den Heere, en riep tot mijnen God.

6 So shall he hear my v voice 6 Hij hoorde mijne stemout of his holy temple: and me uit zijn paleis, en mijn

my complaint shall come be- geroep voor zijn aangezigt fore him, it shall enter even kwam in zijne ooren. into his ears.

7 The earth trembled and quaked: the very foundations also of the hills shook, and were removed, because he was wroth.

8 There went a smoke out in his presence: and a consuming fire out of his mouth, so that coals were kindled at it.

9 He bowed the heavens also, and came down: and it was dark under his feet.

10 He rode upon the cherubims, and did fly: he came flying upon the wings of the wind.

7 Toen daverde en beefde de aarde, en de gronden der bergen beroerden zich, en daverden, omdat hij ontsteken

was.

8 Rook ging op van zijnen neus, en een vuur uit zijnen mond verteerde; kolen werden daarvan aangestoken.

9 En hij boog den hemel, en daalde neder, en donkerheid was onder zijne voeten.

10

En hij voer op eenen Cherub, en vloog; ja hij vloog snellijk op de vleugelen des winds.

11 Duisternis zettede hij tot zijne verberging; rondom hem was zijne tente, duisterheid der wateren, wolken des hemels. 12 Van den glans, die voor

11 He made darkness his secret place: his pavilion round about him with dark water, and thick clouds to cover him. 12 At the brightness of his presence his clouds re-hem was, dreven zijne wolken moved: hail-stones, and coals daarhenen; hagel, en vurige of fire. kolen.

13 The Lord also thundered out of heaven, and the Highest gave his thunder: hail-stones, and coals of fire.

13 En de Heer donderde in den hemel, en de Allerhoogste gaf zijne stem; hagel en vurige kolen.

14 He sent out his arrows, 14 En hij zond zijne pijlen and scattered them: he cast uit, en verstrooide ze; en hij forth lightnings, and destroy- vermenigvuldigde de bliksemen, en verschrikte ze.

ed them.

15 The springs of waters were seen, and the foundations of the round world were discovered, at thy chiding, O Lord: at the blasting of the breath of thy displeasure.

16 He shall send down from on high to fetch me: and shall take me out of many waters. 17 He shall deliver me from my strongest enemy, and from

15 En de diepe kolken der wateren werden gezien, en de gronden der wereld werden ontdekt, van uw schelden, o Heere! van het geblaas des winds uwes neuzes.

16 Hij zond van de hoogte, hij nam mij; hij trok mij op uit groote wateren.

17 Hij verloste mij van mijnen sterken vijand, en van

them which hate me: for they | mijne haters, omdat ze magtiare too mighty for me.

18 They prevented me in the day of my trouble: but the Lord was my upholder.

19 He brought me forth also into a place of liberty: he brought me forth, even because he had a favour unto me. 20 The Lord shall reward me after my righteous deal

ger waren dan ik.

18 Zij hadden mij bejegend ten dage mijns ongevals; maar de Heere was mij tot een steunsel.

19 En hij voerde mij uit in de ruimte, hij rukte mij uit; want hij had lust aan mij.

20 De Heere vergold mij naar mijne geregtigheid; hij

ing: according to the clean- gaf mij weder naar de reinigness of my hands shall he re-heid mijner handen.

compense me.

21 Because I have kept the ways of the Lord: and have not forsaken my God, as the wicked doth.

22 For I have an eye unto all his laws: and will not cast out his commandments from me.

23 I was also uncorrupt before him and eschewed mine own wickedness.

24 Therefore shall the Lord reward me after my righteous dealing and according unto the cleanness of my hands in his eye-sight.

25 With the holy thou shalt be holy and with a perfect man thou shalt be perfect.

26 With the clean thou shalt be clean: and with the froward thou shalt learn frowardness. 27 For thou shalt save the people that are in adversity: and shalt bring down the high looks of the proud.

28 Thou also shalt light my candle: the Lord my God shall make my darkness to be light.

29 For in thee I shall dis

[blocks in formation]

comfit an host of men: and with the help of my God I shall leap over the wall.

30 The way of God is an undefiled way: the word of the Lord also is tried in the fire; he is the defender of all them that put their trust in him. 31 For who is God, but the Lord: or who hath any strength, except our God? 32 It is God, that girdeth me with strength of war: and maketh my way perfect.

33 He maketh my feet like harts' feet: and setteth me up on high.

34 He teacheth mine hands to fight: and mine arms shall break even a bow of steel.

35 Thou hast given me the defence of thy salvation: thy right hand also shall hold me up, and thy loving correction shall make me great.

36 Thou shalt make room enough under me for to go: that my footsteps shall not slide.

37 I will follow upon mine enemies, and overtake them: neither will I turn again till I have destroyed them.

38 I will smite them, that they shall not be able to stand: but fall under my feet.

39 Thou hast girded me with strength unto the battle: thou shalt throw down mine enemies under me.

door eene bende, en met mijnen God spring ik over eenen

muur.

30 Gods weg is volmaakt; de reden des Heeren is doorlouterd: hij is een schild, allen, die op hem betrou

wen.

31 Want wie is God, behalve de Heere? en wie is een rotssteen, dan alleen onze God?

32 Het is God, die mij met kracht omgordt; en hij heeft mijnen weg volkomen gemaakt. 33 Hij maakt mijne voeten gelijk als der hinden, en hij stelt mij op mijne hoogten.

34 Hij leert mijne handen ten strijde, zoodat een stalen boog met mijne armen verbroken is.

35 Ook hebt Gij mij den schild uwes heils gegeven, en uwe regterhand heeft mij ondersteund, en uwe zachtmoedigheid heeft mij groot gemaakt.

36 Gij hebt mijnen voetstap ruim gemaakt onder mij; en mijne enkelen hebben niet gewankeld.

37 Ik vervolgde mijne vijanden, en trof ze aan; en ik keerde niet weder, totdat ik ze verdaan hadde:

38 Ik doorstak ze, dat ze niet konden weder opstaan; zij vielen onder mijne voeten.

39 Want Gij omgorddet mij met kracht ten strijde; Gij deedt onder mij nederbukken, die tegen mij opstonden.

40 Thou hast made mine 40 En Gij gaaft mij den enemies also to turn their nek mijner vijanden; en mijbacks upon me: and I shall ne haters, die vernielde ik. destroy them that hate me.

41 They shall cry, but there shall be none to help them: yea, even unto the Lord shall they cry, but he shall not hear them.

42 I will beat them as small as the dust before the wind: I will cast them out as the clay in the streets.

43 Thou shalt deliver me from the strivings of the people: and thou shalt make me the head of the heathen.

44 A people whom I have "not known: shall serve me. 45 As soon as they hear of me: they shall obey me: but the strange children shall dissemble with me.

46 The strange children shall fail: and be afraid out of their prisons.

47 The Lord liveth, and blessed be my strong helper: and praised be the God of my salvation.

48 Even the God that seeth

41 Zij riepen, maar daar was geen verlosser; tot den Heere, maar hij antwoordde ze niet.

42 Toen vergruisde ik ze, als stof voor den wind; ik ruimde ze weg, als slijk der

straten.

43 Gij hebt mij uitgeholpen van de twisten des volks; Gij hebt mij gesteld tot een hoofd der heidenen.

44 Het volk, [dat] ik niet kende, heeft mij gediend. 45 Zoo haast als [hun] oor [van mij] hoorde, hebben zij mij gehoorzaamd; vreemden hebben zich mij geveinsdelijk onderworpen.

46 Vreemden zijn vervallen, en hebben gesidderd uit hunne sloten.

47 De Heere leeft, en geloofd zij mijn rotssteen; en verhoogd zij de God mijns

heils!

48 De God, die mij volkothat I be avenged: and sub-mene wrake geeft, en de voldueth the people unto me. 49 It is he that delivereth me from my cruel enemies, and setteth me up above mine adversaries: thou shalt rid me from the wicked man.

ken onder mij brengt! 49 Die mij uithelpt van mijne vijanden; ja, Gij verhoogt mij boven degenen, die tegen mij opstaan; Gij redt mij van den man des gewelds.

50 For this cause will I give 50 Daarom zal ik U, o Heethanks unto thee, o Lord, a-re! loven onder de heidenen; mong the Gentiles: and sing en uwen Naam zal ik psalmpraises unto thy Name. zingen:

51 Great prosperity giveth he unto his King: and sheweth loving-kindness unto David his Anointed, and unto his seed for evermore.

51 Die de verlossing zijns Konings groot maakt, en goedertierenheid doet aan zijnen Gezalfde, aan David en aan zijn zaad, tot in eeuwigheid.

« AnteriorContinuar »