Imágenes de páginas
PDF
EPUB

ARTICLES OF RELIGION.

LEERSTUKKEN DER GODSDIENST.

1. Of Faith in the Holy Trinity.

2. Of the Word or Son of God, which was made very Man.

3. Of the going down of Christ into Hell.

4. Of the Resurrection of Christ. 5. Of the Holy Ghost.

6. Of the Sufficiency of the holy Scriptures for Salvation.

7. Of the Old Testament. 8. Of the Three Creeds.

9. Of Original or Birth-sin. 10. Of Free-Will.

11. Of the Justification of Man. 12. Of Good Works.

13. Of Works before Justification.

14. Of Works of Supererogation. 15. Of Christ alone without Sin. 16. Of Sin after Baptism.

17. Of Predestination and Election.

1. Van het Geloof in de H. Drie-éénheid. Van het Woord, of den Zoon van God,

2.

3.

die waarachtig mensch geworden is. Van de Nederdaling van Christus ter Helle.

4. Van de Opstanding van Christus. 5. Van den Heiligen Geest.

6. Van de Genoegzaamheid der Heilige Schriften tot Zaligheid.

7. Van het Oude Testament.

8. Van de drie Geloofsbelijdenissen. 9. Van de erf- of aangeboren zonde. 10. Van den Vrijen Wil.

11. Van 's Menschen Regtvaardiging. 12. Van Goede Werken.

13. Van de goede werken vóór de Regtvaardiging.

14. Van de overtollige werken. 15. Van Christus, alleen zonder zonde. 16. Van de zonde na den Doop. 17. Van de Vóórverordinering en Verkiezing.

18. Of obtaining eternal Salvation only 18. by the Name of Christ.

[blocks in formation]

Van het verkrijgen der eeuwige zaligheid alléén door den Naam van Christus.

19. Van de Kerk.

[blocks in formation]

31. Of the one Oblation of Christ finish- 31.
ed upon the Cross.

32. Of the Marriage of Priests.
33. Of excommunicate Persons, how they
are to be avoided.

34. Of the Traditions of the Church.
35. Of the Homilies.

36. Of Consecration of Bishops and

Ministers.

37. Of the Civil Magistrates.

Van de ééne offerande van Christus aan het Kruis volbragt.

32. Van het Huwelijk der Leeraren. 33. Over het vermijden van hen, die onder den Ban liggen.

34. Van de Kerkelijke Overleveringen. 35. Van de Homiliën.

36. Van het inwijden der Bisschoppen en Leeraren.

37. Van de Burgerlijke Overheden.

38. Of Christian men's Goods, which 38. Dat de Goederen der Christenen niet

are not common.

39. Of a Christian man's Oath.

gemeen zijn.

39. Over den Eed der Christenen.

ARTICLES OF RELIGION.

LEERSTUKKEN DER GODSDIENST.

[blocks in formation]

THERE is but one living and true God, everlasting, without body, parts, or passions; of infinite power, wisdom, and goodness; the Maker, and Preserver of all things, both visible and invisible. And in unity of this Godhead there be three Persons, of one substance, power, and eternity; the Father, the Son, and the Holy Ghost.

II. Of the Word or Son of God, which was made very Man.

THE Son, which is the Word of the Father, begotten from everlasting of the Father, the very and eternal God, and of one substance with the Father, took Man's nature in the womb of the blessed Virgin, of her substance: so that two whole and perfect Natures, that is to say, the Godhead and Manhood, were joined together in one Person, never to be divided, whereof is one Christ, very God, and very Man; who truly suffered, was crucified, dead and buried, to reconcile his Father to us, and to be a sacrifice, not only for original guilt, but also for actual sins of men.

III. Of the going down of Christ
into Hell.

As Christ died for us, and was buried, so also is it to be believed, that he went down into Hell.

IV. Of the Resurrection of Christ. CHRIST did truly rise again from death, and took again his body, with flesh bones, and all things appertaining to the perfection of Man's nature; wherewith he ascended into Heaven, and there sitteth, until he return to judge all Men at the last day.

V. Of the Holy Ghost.

THE Holy Ghost, proceeding from the Father and the Son, is of one substance, majesty, and glory, with the Father and the Son, very and eternal God.

VI. Of the Sufficiency of the holy Scriptures for Salvation.

HOLY Scripture containeth all things necessary to salvation: so that whatsoever is not read therein, nor may be proved thereby, is not to be required of any man, that it should be believed as an article of

I. Van het Geloof in de Heilige Drieéénheid.

ER is maar één levend en waarachtig God, eeuwig, zonder ligchaam, deelen of hartstogten; van eene oneindige magt, wijsheid en goedheid; de Schepper en Onderhouder van alle dingen, beide zienlij. ke en onzienlijke. En in de éénheid dezer Godheid zijn drie Personen, één in wezen, magt en eeuwigheid: de Vader, de Zoon, en de Heilige Geest.

II. Van het Woord, of den Zoon van God, die waarachtig mensch geworden is, DE Zoon, die het Woord des Vaders is, van eeuwigheid van den Vader gegenereerd, de waarachtige en eeuwige God, en van één wezen met den Vader, nam in den schoot der gezegende Maagd, van hare zelfstandigheid, de menschelijke natuur aan; in dier voege, dat twee geheele en volmaakte naturen, te weten: de Godheid en de Menschheid, te zamen, voor altoos onafscheidbaar,vereenigd zijn geworden in één' Persoon, waarvan is één Christus, waarachtig God, en waarachtig Mensch, die waarlijk heeft geleden, gekruisigd, gestorven en begraven is, om ons met zijnen Vader te verzoenen, en eene offerande te zijn, niet alleen voor erfschuld, maar ook voor dadelijke zonden der menschen.

III. Van de Nederdaling van Christus ter Helle.

GELIJK Christus voor ons stierf en begraven werd; even zoo moet men ook gelooven, dat Hij is nedergedaald ter helle.

IV. Van de Opstanding van Christus.

CHRISTUS is waarlijk van de dooden opgestaan, en Hij nam zijn ligchaam weder, met vleesch, beenderen, en alles wat tot de volkomenheid der menschelijke natuur behoort, waarmede Hij is opgevaren in den Hemel, en zit aldaar,totdat Hij wederkomt, om alle menschen te oordeelen, ten jongsten dage.

V. Van den Heiligen Geest.

DE Heilige Geest, uitgaande van den Vader en den Zoon, is van één wezen, majesteit en eer met den Vader, en den Zoon, waarachtig en eeuwig God.

VI. Van de Genoegzaamheid der Hei

lige Schriften tot Zaligheid. DE Heilige Schrift bevat alles in zich, wat tot zaligheid van nooden is; zoodat alles, wat in dezelve niet gelezen wordt, noch daarmede kan bewezen worden, van niemand kan gevorderd worden, als een

[blocks in formation]

The Proverbs.

Ecclesiastes, or Preacher.
Cantica, or Songs of Solomon.
Four Prophets the greater.
Twelve Prophets the less.

And the other Books (as Hierome saith) the Church doth read for example of life and instruction of manners; but yet doth it not apply them to establish any doctrine; such are these following:

The Third Book of Esdras.
The Fourth Book of Esdras.
The Book of Tobias.
The Book of Judith.

The rest of the Book of Esther.
The Book of Wisdom.
Jesus the Son of Sirach.
Baruch the Prophet.

The Song of the Three Children.
The Story of Susanna.
Of Bel and the Dragon.
The Prayer of Manasses.
The First Book of Maccabees.
The Second Book of Maccabees.

All the Books of the New Testament, as they are commonly received, we do receive, and account them Canonical.

VII. Of the Old Testament. THE Old Testament is not contrary to the New: for both in the Old and New Testament everlasting life is offered to Mankind by Christ, who is the only Mediator between God and Man, being both God and Man. Wherefore they are not to be heard, which feign that the old Fathers did look only for transitory promises. Although the Law given from God by Moses, as touching Ceremonies and Rites, do not bind Christian men, nor the Civil precepts thereof ought of necessity to be received in any

[blocks in formation]

De overige Boeken (gelijk Hieronymus zegt) leest de Kerk tot een voorbeeld des levens en tot onderwijs der zeden; desniettemin maakt zij er geen gebruik van tot bevestiging van eenig Leerstuk. Zij zijn deze volgende:

Het 3 Boek van Ezra.
Het 4 Boek van Ezra.
Het Boek van Tobias.

Het Boek van Judith.

Het Aanhangsel van het Boek Esther.
Het Boek der Wijsheid.

Jezus, de Zoon van Sirach.
De Profeet Baruch.

Het Gezang der drie Jongelingen.
De Historie van Susanna.

Van Bel en den Draak.

Het Gebed van Manasse.

Het 1 Boek der Makkabeërs.

Het 2 Boek der Makkabeërs.

Al de Boeken des Nieuwen Testaments nemen wij aan, gelijk zij gemeenlijk aangenomen zijn,en houden ze voor Kanoniek.

VII. Van het Oude Testament. HET Oude Testament strijdt niet met het Nieuwe; want beide in het Õude en Nieuwe Testament wordt het eeuwige leven een' iegelijk aangeboden door Christus, die, God en mensch zijnde, de éénige Middelaar is tusschen God en menschen. Weshalve men geen gehoor moet leenen aan hen, die voorgeven, dat de oude Vaders maar alleen zagen op voorbijgaande beloften. En alhoewel de wet van God, door Mozes gegeven, ten opzigte van de Ceremoniën en inzettingen, de Christenen geenszins verbindt, en men ook de burgerlijke voorschriften niet als

[merged small][merged small][merged small][ocr errors]

noodzakelijk behoeft te achten, om in eenigen Staat ingevoerd te worden, is evenwel geen Christen, wie hij ook zij, ontslagen van de gehoorzaamheid aan de geboden, die zedelijke genaamd worden. VIII. Van de drie Geloofsbelijdenissen.

DE drie Geloofsbelijdenissen: de Geloofsbelijdenis van Nicéa, de Geloofsbelijdenis van Athanasius, en die, welke men gewoonlijk de Apostolische Geloofsbelijdenis noemt, moeten wel degelijk aangenomen en geloofd worden, omdat dezelve door de zekerste getuigenissen der Heilige Schrift kunnen bevestigd worden.

IX. Van de erf- of aangeboren zonde.

ERFZONDE bestaat niet in de navolging van Adam (gelijk de Pelagianen dwaselijk beweren), maar zij is het gebrek en de verdorvenheid der natuur van een' iege

IX. Of Original or Birth-sin. ORIGINAL Sin standeth not in the following of Adam, (as the Pelagians do vainly talk;) but it is the fault and corruption of the Nature of every man, that naturally is engendered of the off-lijk' mensch, welke door de afstamming spring of Adam; whereby man is very far gone from original righteousness, and is of his own nature inclined to evil, so that the flesh lusteth always contrary to the spirit; and therefore in every person born into this world, it deserveth God's wrath and damnation. And this infection of nature doth remain, yea, in them that are regenerated; whereby the lust of the flesh, called in the Greek, φρόνημα σαρκός, which some do expound the wisdom, some sensuality, some the affection, some the desire of the flesh, is not subject to the Law of God. And although there is no condemnation for them that believe and are baptized, yet the Apostle doth confess, that concupiscence and lust hath of itself the nature of sin.

[blocks in formation]

uit Adam natuurlijk is ingeplant; waardoor de mensch verre afgeraakt is van de oorspronkelijke geregtigheid, en uit zijne eigene natuur geneigd is tot het kwaad, zoodat het vleesch altoos begeert tegen den geest, en daarom verdient zij in een' iegelijken mensch,die geboren wordt,den toorn van God en de verdoemenis. Deze verdorvenheid der natuur blijft, ja zelfs in de wedergeborenen; van daar, dat de lust van het vleesch, φρόνημα σαρκός in het Grieksch, hetwelk sommigen uitleggen door het verstand, sommigen door de zinnelijkheid, sommigen door het gevoel, sommigen door de begeerte van het vleesch), zich niet onderwerpt aan de wet van God. En alhoewel er geene verdoemenis is voor degenen, die gelooven en gedoopt zijn, belijdt evenwel de Apostel, dat begeerte en lust in zich zelve de natuur van zonde heeft.

X. Van den Vrijen Wil.

DE toestand van den mensch is, na den val van Adam, zoodanig, dat hij zich zelven bekeeren, noch voorbereiden kan tot het geloof en de aanroeping van God door zijne eigene natuurlijke kracht en goede werken. Weshalve wij geen vermogen heb ben tot het doen van goede werken, die voor God aangenaam en welgevallig zijn, tenzij de genade Gods door Christus ons voorkome, tot het verkrijgen van eenen goeden wil, en met ons medewerke, als wij dien goeden wil hebben.

XI. Van's Menschen Regtvaardiging.

WIJ worden regtvaardig gerekend voor God, alleen om de verdienste van Jezus Christus, onzen Heer en Zaligmaker, door het geloof, en niet om onze eigene werken, of verdiensten. Daarom is het eene allerheilzaamste en allertroostrijkste leer, dat wij geregtvaardigd zijn door het geloof alleen, gelijk breeder uitgedrukt is in de Homilie over de Regtvaardiging.

XII. Van Goede Werken. HOEWEL de goede werken, welke de vruchten van het geloof zijn, en na de regtvaardiging volgen, onze zonde niet kunnen

and endure the severity of God's Judge- | ment; yet are they pleasing and acceptable to God in Christ, and do spring out necessarily of a true and lively Faith; insomuch that by them a lively Faith may be as evidently known, as a tree discerned by the fruit.

XIII. Of Works before Justifi

cation.

WORKS done before the grace of Christ, and the Inspiration of his Spirit, are not pleasant to God, forasmuch as they spring not of faith in Jesus Christ, neither do they make men meet to receive grace, or (as the School-authors say) deserve grace of congruity: yea rather, for that they are not done as God hath willed and commanded them to be done, we doubt not but they have the nature of sin.

XIV. Of Works of Supererogation.

VOLUNTARY Works besides, over and above God's Commandments, which they call Works of Supererogation, cannot be taught without arrogancy and impiety: for by them men do declare, that they do not only render unto God as much as they are bound to do, but that they do more for his sake, than of bounden duty is required: whereas Christ saith plainly, When ye have done all that are commanded to you, say, We are unprofitable servants.

XV. Of Christ alone without Sin. CHRIST in the truth of our nature was made like unto us in all things, sin only except, from which he was clearly void, both in his flesh, and in his spirit. He came to be the Lamb without spot, who, by sacrifice of himself once made, should take away the sins of the world: and sin, as Saint John saith, was not in him. But all we the rest, although baptized, and born again in Christ, yet offend in many things; and if we say we have no sin, we deceive ourselves, and the truth is

not in us.

XVI. Of Sin after Baptism. Nor every deadly sin willingly committed after Baptism, is sin against the Holy Ghost, and unpardonable. Wherefore the grant of repentance is not to be denied to such as fall into sin after Baptism. After we have received the Holy Ghost, we may depart from grace given, and fall into sin, and by the grace of God we may arise again, and amend our lives. And therefore they are to be condemned, which say, they can no more sin as long as they live here, or deny the place of forgiveness to such as truly repent.

wegnemen, noch de gestrengheid van het oordeel Gods doorstaan, zijn zij echter Gode behagelijk en aangenaam in Christus, en vloeijen noodzakelijk voort uit een waar en levendig geloof; zoodat een levendig geloof door dezelve even zoo duidelijk kan gekend worden, als een boom onderscheiden wordt aan zijne vrucht.

XIII. Van de goede werken vóór de
Regtvaardiging.

WERKEN, gedaan vóór de genade van Christus, en de ingeving van den Geest, zijn Gode niet behagelijk, omdat zij niet voortvloeijen uit het geloof in Jezus Christus; ook stellen zij den mensch niet in den weg om genade te ontvangen, noch verdienen (zoo als de School-geleerden zeggen,) eene genade van overéénkomst met dezelve; neen, maar dewijl zij niet gedaan zijn, gelijk God gewild en bevolen heeft, dat zij gedaan zouden worden, twijfelen wij niet, of zij hebben den aard van zonde.

XIV. Van de overtollige werken. VRIJWILLIGE werken, buiten, boven en meer dan hetgeen Gods geboden leeren, en welke zij overtollige werken noemen, kunnen niet zonder verwaandheid en goddeloosheid geleerd worden. Want door dezelve verklaart men, dat men Gode niet alleen zóó veel doet toekomen als men verpligt is te doen, maar dat men meer voor zijne zaak doet, dan hetgeen als schuldige pligt is opgelegd; daar toch Christus uitdrukkelijk zegt:,,wanneer gij gedaan zult hebben al hetgene u bevolen is, zoo zegt: Wij zijn onnutte dienstknechten !"

XV. Van Christus, alleen zonder zonde.

CHRISTUS is waarachtig en volkomen mensch geworden, ons in alles gelijk, uitgenomen de zonde, van welke Hij ten eenemaal bevrijd was, zoowel naar het vleesch, als in den geest. Hij kwam om het Lam te zijn zonder vlek, om, als zoodanig, door de offerande van zich zelven, eens geschied, de zonde der wereld weg te nemen; en zonde (gelijk Johannes zegt,) was niet in Hem. Maar wij overigen allen, (hoewel gedoopt en wedergeboren in Christus,) zondigen in vele dingen; en indien wij zeggen, dat wij geene zonden hebben, zoo verleiden wij ons zelven, en de waarheid is niet in ons.

XVI. Van de zonde na den Doop.

NIET elke doodelijke zonde, vrijwillig na onzen Doop begaan, is zonde tegen den Heiligen Geest, en onvergeeflijk. Daarom moet het voorregt der boete niet ontzegd worden aan dezulken, die na den Doop in zonde vallen. Nadat wij den Heiligen Geest ontvangen hebben, kunnen wij van de gegevene genade afgaan, en in zonde vervallen; maar door de genade Gods kunnen wij weder opstaan,en ons leven verbeteren. Daarom zijn zij te veroordeelen, die zeggen, dat zij niet meer kunnen zondigen, zoo lang zij hier leven, of die ontkennen, dat er vergiffenis is voor dezulken, die zich opregtelijk bekeeren.

« AnteriorContinuar »