Imágenes de páginas
PDF
EPUB

Thanksgiving after a Storm.

Jubilate Deo. Psalm LXVI.

O BE joyful in God, all ye lands: sing praises unto the honour of his Name, make his praise to be glorious.

Say unto God, O how wonderful art thou in thy works: through the greatness of thy power shall thine enemies be found liars unto thee.

For all the world shall worship thee: sing of thee, and praise thy Name.

O come hither, and behold the works of God: how wonderful he is in his doing toward the children of men.

He turned the sea into dry land: so that they went through the water on foot; there did we rejoice thereof.

He ruleth with his power for ever; his eyes behold the people: and such as will not believe shall not be able to exalt themselves.

O praise our God, ye people: and make the voice of his praise to be heard;

Who holdeth our soul in life: and suffereth not our feet to slip.

For thou, O God, hast proved us: thou also hast tried us, like as silver is tried.

Thou broughtest us into the snare: and laidest trouble upon our loins.

Thou sufferedst men to ride over our heads we went through fire and water, and thou broughtest us out into a wealthy place.

I will go into thy house with burntofferings and will pay thee my vows, which I promised with my lips, and spake with my mouth, when I was in trouble.

I will offer unto thee fat burnt-sacrifices, with the incense of rams: I will offer bullocks and goats.

O come hither, and hearken, all ye that fear God: and I will tell you what he hath done for my soul.

I called unto him with my mouth; and gave him praises with my tongue.

If I incline unto wickedness with mine heart: the Lord will not hear me.

But God hath heard me: and considered the voice of my prayer.

Praised be God who hath not cast ont my prayer: nor turned his mercy from

me.

Glory be to the Father, and to the Son: and to the Holy Ghost;

As it was in the beginning, is now, and ever shall be: world without end. Amen.

Confitemini Domino. Psalm CVII.

O GIVE thanks unto the Lord, for he is gracious: and his mercy endureth for ever.

Let them give thanks whom the Lord hath redeemed: and delivered from the hand of the enemy;

And gathered them out of the lands, from the east, and from the west: from the north, and from the south.

They went astray in the wilderness out of the way: and found no city to dwell in;

Dankzegging na eenen storm.
Psalm LXVI.

JUICHT Gode, gij gansche aarde! Psalmzingt de eere zijns Naams: geeft eere, zijnen lof.

Zegt tot God: hoe vreeselijk zijt gij (in) uwe werken! om de grootheid uwer sterkte zullen zich uwe vijanden U geveinsdelijk onderwerpen.

De gansche aarde aanbidde U en psalmzinge U; zij psalmzinge uwen Naam. Komt en ziet Gods daden: Hij is vreeselijk van werking aan de menschenkinderen.

Hij heeft de zee veranderd in het drooge; zij zijn te voet doorgegaan door de rivier: daar hebben wij ons in Hem verblijd.

Hij heerscht eeuwiglijk met zijne magt; zijne oogen houden wacht over de heidenen: en laat de afvalligen niet verhoogd worden.

Looft, gij, volken! onzen God: en laat hooren de stemme zijns roems.

Die onze zielen in het leven stelt, en niet toelaat, dat onze voet wankele.

Want Gij hebt ons beproefd, o God! Gij hebt ons gelouterd, gelijk men het zilver lontert.

Gij hadt ons in het net gebragt: Gij hadt eenen engen band om onze lendenen gelegd.

Gij hadt den mensch op ons hoofd doen rijden: wij waren in het vuur en in het water gekomen: maar Gij hebt ons uitgevoerd in eene overvloeijende verversching.

Ik zal met brand-offeren in uw huis gaan: ik zal U mijne geloften betalen, die mijne lippen hebben geuit, en mijn mond heeft uitgesproken als mij bange was.

Brand-offeren van mergbeesten zal ik U offeren, met rook werk van rammen: ik zal runderen met bokken bereiden.

Komt, hoort toe, o alle gij, die God vreest, en ik zal vertellen, wat Hij aan mijne ziel gedaan heeft.

Ik riep tot Hem met mijnen mond: en Hij werd verhoogd onder mijne tong.

Had ik naar ongeregtigheid met mijn hart gezien, de Heere zoude niet gehoord hebben.

Maar zeker, God heeft gehoord: Hij heeft gemerkt op de stem mijns gebeds.

Geloofd zij God, die mijn gebed niet heeft afgewend, noch zijne goedertierenheid van mij.

Eere zij den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geest!

Gelijk het was in den beginne, nu is, en altoos zijn zal, in alle eeuwigheid. Amen. Psalm CVII.

LOOFT den Heere, want Hij is goed: want zijne goedertierenheid is in eeuwigheid.

Dat (zulks) de bevrijden des Heeren zeggen, die Hij van de hand der wederpartijders bevrijd heeft.

En die Hij uit de landen verzameld heeft, van het oosten en van het westen; van het noorden en van de zee.

Die in de woestijn dwaalden, in eenen weg der wildernis; die geene stad ter woning vonden.

Hungry and thirsty: their soul fainted in them.

So they cried unto the Lord in their trouble: and he delivered them from their distress.

He led them forth by the right way: that they might go to the city where they dwelt. that men would therefore praise the Lord for his goodness: and declare the wonders that he doeth for the children of men!

For he satisfieth the empty soul: and filleth the hungry soul with goodness.

Such as sit in darkness, and in the shadow of death: being fast bound in misery and iron;

the

Because they rebelled against words of the Lord: and lightly regarded the counsel of the most High;

He also brought down their heart through heaviness: they fell down, and there was none to help them up.

So when they cried unto the Lord in their trouble: he delivered them out of their distress.

For he brought them out of darkness, and out of the shadow of death: and brake their bonds in sunder.

O that men would therefore praise the Lord for his goodness: and declare the wonders that he doeth for the children of men!

For he hath broken the gates of brass: and smitten the bars of iron in sunder.

Foolish men are plagued for their offence and because of their wicked

ness.

Their soul abhorred all manner of meat: and they were even hard at death's door.

So when they cried unto the Lord in their trouble: he delivered them out of their distress.

He sent his word, and healed them: and they were saved from their destruction.

O that men would therefore praise the Lord for his goodness: and declare the wonders that he doeth for the children of men!

That they would offer unto him the sacrifice of thanksgiving: and tell out his works with gladness!

They that go down to the sea in ships: and occupy their business in great waters; These men see the works of the Lord: and his wonders in the deep.

For at his word the stormy wind ariseth: which lifteth up the waves thereof.

They are carried up to the heaven, and down again to the deep: their soul melteth away because of the trouble.

They reel to and fro, and stagger like a drunken man: and are at their wit's end.

So when they cry unto the Lord in their trouble: he delivereth them out of their distress.

For he maketh the storm to cease: so that the waves thereof are still. Then are they glad, because they are at

Zij waren hongerig, ook dorstig; hunne ziel was in hen overstelpt.

Doch roepende tot den Heere in de benaauwdheid, die zij hadden, heeft Hij ze gered uit hunne angsten.

En Hij leidde ze op eenen regten weg, om te gaan tot eene stad ter woning.

Laat ze voor den Heere zijne goedertierenheid loven, en zijne wonderwerken voor de kinderen der menschen.

Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd, en de hongerige ziel met goed vervuld. Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer:

Omdat ze wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad des Allerhoogsten onwaardelijk verworpen hadden.

Daarom heeft Hij hun het hart door zwarigheid vernederd: zij zijn gestruikeld, en daar was geen helper.

Doch roepende tot den Heere in de benaauwdheid, die zij hadden, verloste Hij ze uit hunne angsten.

Hij voerde ze uit de duisternis en de schaduw des doods; en Hij brak hunne

banden.

Laat ze voor den Heere zijne goedertierenheid loven, en zijne wonderwerken voor de kinderen der menschen.

Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen.

De zotten worden om den weg hunner overtreding en om hunne ongeregtigheden geplaagd.

Hunne ziel gruwde van alle spijs, en zij waren tot aan de poorten des doods geko

men.

Doch roepende tot den Heere in de benaauwdheid, die zij hadden, verloste Hij ze uit hunne angsten.

Hij zond zijn woord uit, en heelde ze, en rukte ze uit hunne kuilen.

Laat ze voor den Heere zijne goedertierenheid loven, en zijne wonderwerken voor de kinderen der menschen.

En dat ze lofofferen offeren, en met gejuich zijne werken vertellen.

Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op groote wateren,

Die zien de werken des Heeren, en zijne wonderwerken in de diepte.

Als Hij spreekt, zoo doet Hij eenen stormwind opstaan, die zijne golven omhoog verheft.

Zij rijzen op naar den hemel, zij dalen neder tot in de afgronden: hunne ziel versmelt van angst.

Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hunne wijsheid wordt verslonden.

Doch roepende tot den Heere in de benaauwdheid, die zij hadden, zoo voerde Hij ze uit hunne angsten.

Hij doet den storm stil staan, zoodat zijne golven stil zwijgen.

Dan zijn ze verblijd, omdat ze gestild

rest and so he bringeth them unto the | zijn, en dat Hij ze tot de haven hunner haven where they would be. begeerte geleid heeft.

O that men would therefore praise the Lord for his goodness: and declare the wonders that he doeth for the children of men!

That they would exalt him also in the congregation of the people: and praise him in the seat of the elders!

Who turneth the floods into a wilderness: and drieth up the water-springs.

A fruitful land maketh he barren: for the wickedness of them that dwell therein. Again, he maketh the wilderness a standing water: and water-springs of a dry ground.

And there he setteth the hungry: that they may build them a city to dwell in; That they may sow their land, and plant vineyards: to yield them fruits of

increase.

He blesseth them, so that they multiply exceedingly and suffereth not their cattle to decrease.

And again, when they are minished, and brought low: through oppression, through any plague, or trouble;

Though he suffer them to be evil intreated through tyrants: and let them wander out of the way in the wilderness; Yet helpeth he the poor out of misery: and maketh him households like a flock of sheep.

The righteous will consider this, and rejoice: and the mouth of all wickedness shall be stopped.

Whoso is wise will ponder these things: and they shall understand the lovingkindness of the Lord.

Glory be to the Father, and to the Son: and to the Holy Ghost;

As it was in the beginning, is now, and ever shall be: world without end. Amen.

Collects of Thanksgiving.

O MOST blessed and glorious Lord God, who art of infinite goodness and mercy; We thy poor creatures, whom thou hast made and preserved, holding our souls in life, and now rescuing us out of the jaws of death, humbly present ourselves again before thy Divine Majesty, to offer a sacrifice of praise and thanksgiving, for that thou heardest us when we called in our trouble, and didst not cast out our prayer, which we made before thee in our great distress: Even when we gave all for lost, our ship, our goods, our lives, then didst thou mercifully look upon us, and wonderfully command a deliverance; for which we, now being in safety, do give all praise and glory to thy holy Name; through Jesus Christ our Lord. Amen.

Or this.

O MOST mighty and gracious good God, thy mercy is over all thy works, but in special manner hath been extended toward us, whom thou hast so powerfully and wonderfully defended. Thou hast shewed us terrible things, and wonders in the deep, that we might see how

Laat ze voor den Heere zijne goedertierenheid loven, en zijne wonderwerken voor de kinderen der menschen;

En Hem verhoogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der Oudsten Hem

roemen.

Hij stelt de rivieren tot cene woestijn, en de watertogten tot een dorstig (land). Het vruchtbaar land tot zouten (grond), om de boosheid dergenen,die daarin wonen. Hij stelt de woestijn tot eenen waterpoel, en het dorre land tot watertogten;

En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten eene stad ter woning:

En bezaaijen akkers en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbren

gen:

En Hij zegent ze, zoodat ze zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet.

Daarna verminderen ze, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis.

Hij stort verachting uit over de prinsen; en doet ze dwalen in het woeste, daar geen weg is:

Maar Hij brengt de nooddruftigen uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden.

De opregten zien het, en zijn verblijd; maar alle ongeregtigheid stopt haren mond.

Wie is wijs? die neme deze (dingen) waar; en dat ze verstandiglijk letten op de goedertierenheden des Heeren!

Eere zij den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geest!

Gelijk het was in den beginne, nu is, en altoos zijn zal, in alle eeuwigheid. Amen. Dankzegging.

O GEZEGENDE en heerlijke Heere God! die oneindig zijt in goedertierenheid en barmhartigheid, wij, uwe arme schepselen, die Gij geschapen en behoed hebt, door onze zielen bij het leven te bewaren en ons te redden uit de kaken des doods, stellen ons wederom nederig voor uwe Goddelijke Majesteit, om U eene offerande van lof en dank aan te bieden, omdat Gij ons gehoord hebt in onze benaauwdheid en ons gebed niet verwierpt, hetwelk wij in onzen grooten nood voor U uitstortten. Zelfs toen wij alles, ons schip, onze goederen en ons leven voor verloren rekenden, toen zaagt Gij genadiglijk op ons neder, en geboodt cene wonderlijke verlossing; waarvoor wij nu, in veiligheid zijnde, uwen Heiligen Naam prijs en eere toebrengen, door Jezus Christus, onzen Heer. Amen.

Of dit.

O ALMAGTIGE en hoogst genadige God! uwe genade is over al uwe werken ; maar op eene bijzondere wijze is dezelve over ons uitgebreid geweest, die Gij zoo krachtig en wonderbaar beschermd hebt. Vreeselijke dingen, wonderen in de diepte hebt Gij ons doen zien, opdat wij weten mog

powerful and gracious a God thou art; | ten, welk een vermogend en genadig God

how able and ready to help them that trust in thee. Thou hast shewed us how both winds and seas obey thy command; that we may learn, even from them, hereafter to obey thy voice, and to do thy will. We therefore bless and glorify thy Name, for this thy mercy in saving us, when we were ready to perish. And, we beseech thee, make us as truly sensible now of thy mercy, as we were then of the danger: and give us hearts always ready to express our thankfulness, not only by words, but also by our lives, in being more obedient to thy holy commandments. Continue, we beseech thee, this thy goodness to ns; that we, whom thou hast saved, may serve thee in holiness and right eousness all the days of our life; through Jesus Christ our Lord and Saviour. Amen.

[blocks in formation]

The waters of the sea had well-nigh covered us: the proud waters had wellnigh gone over our soul.

The sea roared: and the stormy wind lifted up the waves thereof.

We were carried up as it were to heaven, and then down again into the deep: our soul melted within us, because of trouble; Then cried we unto thee, O Lord: and thou didst deliver us out of our distress.

Blessed be thy Name, who didst not despise the prayer of thy servants: but didst hear our cry, and hast saved us.

Thou didst send forth thy commandment: and the windy storm ceased, and was turned into a calm.

O let us therefore praise the Lord for his goodness and declare the wonders that he hath done, and still doeth for the children

[blocks in formation]

Gij zijt, hoe gereed en magtig om hen te helpen, die op U betrouwen. Gij hebt ons getoond, hoe wind en zee beiden uw bevel gehoorzamen, opdat wij van dezelve mogen leeren naar uwe stemme te hooren en uwen wil te doen. Daarom zegenen en verheerlijken wij uwen Naam, voor deze uwe barmhartigheid, in ons te behoeden, toen wij bijna zouden vergaan. En wij smeeken U, geef ons nu van uwe barmhartigheid een zoo levendig gevoel, als wij toen hadden van het gevaar: en geef ons harten, die altijd bereid zijn, om onze dankbaarheid niet alleen met woorden, maar ook door ons leven uit te drukken, door aan uwe heilige geboden gehoorzamer te zijn. Wij smeeken U, volhard met deze goedertierenheid over ons, opdat wij, die Gij gered hebt, U dienen mogen in heiligheid en geregtigheid, al de dagen onzes levens, door Jezus Christus, onzen Heer en Zaligmaker. Amen.

Een Lofzang ter Dankzegging na eenen gevaarlijken storm.

O KOMT, laat ons den Heere loven, want Hij is goed en zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Groot is de Heere, en grootelijks moet Hij geprezen worden; dat zulks de bevrijden des Heeren zeggen, die Hij van de verschrikkelijke woede der zee bevrijd heeft.

De Heere is genadig en vol van barmhartigheid: langmoedig en groot van goedertierenheid.

Hij doet ons niet naar onze zonden: en vergeldt ons niet naar onze ongeregtigheden.

Want zoo hoog de hemel is boven de aarde, is zijne goedertierenheid geweldig over degenen, die Hem vreezen.

Wij vonden droefheid en bezwaren: wij waren tot aan de poorten des doods gekomen.

Toen zouden ons de wateren overloopen hebben: een stroom zoude over onze ziele gegaan hebben.

De zee woedde, en de stormwind verhief hare golven omhoog.

Wij rezeu omhoog als naar den hemel, wij daalden neder tot in de afgronden: onze ziele versmolt van angst.

Toen riepen wij tot U, o Heere! en Gij voerdet ons uit onze angsten.

Geprezen zij uw Naam, die de gebeden uwer dienstknechten niet hebt versmaad: maar ons geroep gehoord en ons gered hebt.

Gij zondt uw bevel uit: en de storm stond stille, en was in kalmte verkeerd.

O, laat ons daarom den Heere voor zijne goedertierenheid loven: en de wonderwerken, die Hij gedaan heeft, voor de kinderen der menschen openbaren.

Looft den Heere dagelijks: want de Heere heeft ons geholpen, en zijne zegeningen over ons uitgestort.

Hij is onze God, die God, van wien alle zegening afdaalt: God is de Heer, door wien wij den dood ontkwamen. Gij, Heere! hebt ons verheugd door het

the operation of thy hands: and we will triumph in thy praise.

Blessed be the Lord God: even the Lord God, who only doeth wondrous things;

And blessed be the Name of his Majesty for ever: and let every one of us say, Amen, Amen.

Glory be to the Father, and to the Son: and to the Holy Ghost;

As it was in the beginning, is now, and ever shall be world without end. Amen.

2 COR. xiii.

werk uwer handen: en wij zullen uwen lof vermelden.

Geprezen zij de Heere God: die God, die alleen wonderen doet.

En gezegend zij de Naam zijner Heerlijkheid tot in eeuwigheid; en dat ieder van ons zegge: Amen, Amen.

Eere zij den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geest!

Gelijk het was in den beginne, nu is, en altoos zijn zal, in alle eeuwigheid. Amen. 2 COR. xiii.

THE grace of our Lord Jesus Christ, DE genade onzes Heeren Jezus Chrisand the love of God, and the fellowship tus, en de liefde Gods, en de gemeenof the Holy Ghost, be with us all ever-schap des Heiligen Geestes, zij met ons more. Amen. allen. Amen.

After Victory or Deliverance from an Enemy.

Na de overwinning of verlossing van eenen vijand.

A Psalm or Hymn of Praise and Thanks Een Psalm of Lofzang ter Dankzegging

giving after Victory.

If the Lord had not been on our side, now may we say if the Lord himself had not been on our side, when men rose up against us;

They had swallowed us up quick when they were so wrathfully displeased at us. Yea, the waters had drowned us, and the stream had gone over our soul: the deep waters of the proud had gone over our soul.

But praised be the Lord: who hath not given us over as a prey unto them.

The Lord hath wrought: a mighty salvation for us.

We gat not this by our own sword, neither was it our own arm that saved us: bat thy right hand, and thine arm, and the light of thy countenance, because thou hadst a favour unto us.

The Lord hath appeared for us: the Lord hath covered our heads, and made us to stand in the day of battle.

The Lord hath appeared for us: the Lord hath overthrown our enemies, and dashed in pieces those that rose up against

us.

Therefore not unto us, O Lord, not unto us: but unto thy Name be given the glory. The Lord hath done great things for us: the Lord hath done great things for us, for which we rejoice.

Our help standeth in the Name of the Lord: who hath made heaven and earth. Blessed be the Name of the Lord: from this time forth for evermore.

Glory be to the Father, and to the Son: and to the Holy Ghost;

As it was in the beginning, is now, and ever shall be: world without end. Amen.

After this Hymn may be sung the Te Deum. Then this Collect.

O ALMIGHTY God, the Sovereign Commander of all the world, in whose hand is power and might which none is able to withstand; We bless and magnify thy great and glorious Name for this happy Victory, the whole glory whereof we do ascribe to thee, who art the

na de overwinning.

INDIEN de Heere niet bij ons geweest was, mogen wij nu zeggen, indien de Heere zelf niet bij ons geweest was, als de menschen tegen ons opstonden:

Zij zouden ons levend verslonden hebben, als hun toorn tegen ons ontstak.

Ja, de wateren zouden ons overloopen hebben; een stroom zoude over onze ziele gegaan hebben; de stoute wateren zouden over onze ziele gegaan zijn.

Maar de Heere zij geloofd, die ons in hunne tanden niet heeft overgegeven tot eenen roof.

De Heere heeft gewrocht eene magti ge verlossing voor ons.

Wij verkregen dit niet door ons eigen zwaard, noch het was onze eigen arm, die ons verloste; maar uwe regte haud, en uw arm, en het licht uws aangezigts, omdat Gij een welbehagen in ons hadt.

De Heere is ons verschenen: de Heere heeft onze hoofden bedekt, en ons staande gehouden ten dage der wapening.

De Heere is ons verschenen: de Heere heeft onze vijanden verpletterd, en in stukken gehouwen, die tegen ons opstonden.

Daarom niet ous, o Heer, niet ons; maar uwen Naam zij de eere gegeven.

De Heere heeft groote dingen voor ons gedaan: de Heere heeft groote dingen voor ons gedaan; dies zijn wij verblijd.

Onze hulpe is van den Heere, die hemel en aarde gemaakt heeft.

De Naam des Heeren zij geprezen, van nu aan tot in der eeuwigheid!

Eere zij den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geest!

Gelijk het was in den beginne, nu is, en altoos zijn zal, in alle eeuwigheid. Amen. Na dezen Lofzang kan men zingenTe Deum. Dan dit Gebed.

O ALMAGTIGE God, de Opperregeerder der geheele wereld, in wiens hand magt en sterkte is, wien niemand wederstaan kan; wij zegenen en verheffen uwen grooten en heerlijken Naam voor deze gelukkige overwinning, welker gansche eer wij U alleen toeschrijven, die de éénige Gever der over

« AnteriorContinuar »