Imágenes de páginas
PDF
EPUB

op te laten volgen:

mais je bois dans mon verre".

En daarop komt het aan; dat doet leven!

Wij hebben de vermelding van wat het talent van Busken Huët eigenaardigst, zeldzaamst heeft, pour la bonne bouche, bewaard. Overdrukjes uit te geven, het ware woord voor de zaak zoo dikwijls vermomd; overdrukjes het licht te doen zien, is noode van ijdelheid vrij te pleiten, tenzij men zich eene toekomst bewust is, die ook ons verleden belangrijk maakt, of de verloochening van wat wij vroeger schreven, van een ommekeer zou getuigen, in onze dagen niets ongemeens, zoo vaak gevierd, zoo zelden verklaard. Wij vertrouwen, dat de auteur zijn regt, zich op de eerste uitzondering te mogen beroepen, later even voldingend staven zal, als hij thans de tweede zou mogen bijbrengen, zoo iemand naar het waarom van dezen herdruk vroeg. Ieder weet onder welk pseudonym deze stukjes voor het eerst het licht zagen; en werd de Groote Onbekende ten langen leste in den vreemde toch bekend onze kleine worden het in ons landje al zeer spoedig! - Thrasybulus, een Dominé!" klonk de kreet. Een dominé! helaas, ondanks eeuwen hervormings nog geen voorganger onder de mannen broeders geworden, overigens van gelijke beweging als zij; neen, door de zwakheid der gemeente, een type van velerlei zelfzucht en ziekelijkheid, op het gebied onzer letteren, in de zeventiende eeuw door Vondel getuchtigd, in de achttiende door de vriendinnen Wolf en Deken niet gespaard, in de negentiende, gij hebt immers de Dertiende gelezen? — Thrasybulus, de vrolijke, de geestige, de flinke; Thrasybulus, die van cant van allerlei aard och, wij Hollanders hebben zoo goed als de Engelschen die kwaal, al ontbreekt er ons het volkomen woord voor! //

[ocr errors]

Thrasybulus, die er een hei

ligen afschnw van heeft, Thrasybulus, een Dominé!" Hoe veroordeelt een volk zich zelven, als het kwisten van vleijerij en vergoding eindelijk zulk een karakter geschapen heeft. Mannen van groote verdienste, mannen van innige vroomheid, genialen en godvruchtigen, als wij in grooten getale onder onze leeraars kennen, wat moet het u zwaar zijn gevallen, der verzoeking weêrstand te bieden, in dien zin een dominé te worden,

Thrasybulus is één uwer! "Dat deze overgedrukte fantasietjes", lezen wij in de voorrede, worden uitgegeven onder mijn eigen naam, met vermelding van den stand waartoe ik in de maatschappij behoor, en zoo goed als gelijktijdig met mijne Brieven over den Bijbel, is geen toeval, maar geschiedt met opzet. Ik verheug mij, dat het zoo heeft mogen wezen, en neem van dezen stap, ofschoon de zaak naauwelijks belangrijk genoeg is om met nog zoo weinig woorden ter kennis van het publiek te worden gebragt, de gevolgen voor mijne rekening en verantwoording." Weêrzin in alle mogelijke pecksnifferij op zedelijk gebied, alweer een anglicisme; dat het u niet verbaze, de philantropie woei ook van dáár over, weêrzin in alle fymelarij in de godsdienst, daar hebt ge een oud hollandsch woord voor een oud hollandsch gebrek, liefde voor waarheid in iedere uiting, waardering van elk blijk van geloof en gemoed, mits het op overtuiging gegrond, mits het opregt zij; de zucht zich daardoor te onderscheiden, is even loffelijk, als het talent die dus voor te staan zeldzaam; wie is er, die loochenen durft, dat wij in het hervormde Holland aan schrijvers van dezen stempel de hoogste behoefte hebben?

[ocr errors]

"Eenheid van streven behoort onder zijn liefste idealen ;” wij zouden den kring onzer studiën overschrijden, zoo wij het waagden over de waarde van die Brieven over den Bijbel uitspraak te doen; maar van de Overdrukjes scheidende, willen wij niet verzwijgen, dat Huet ons onwillekeurig Vernes voor

[ocr errors]

den geest roept, Vernes, de vrijzinnigste onder de geneefsche predikanten zijns tijds, en toch aan den disch van Voltaire met den besten uitslag de waarheid en de waarde van de godsdienst handhavende.

Sympathie als de zijne voor de eischen van beide geest en gemoed, waarom is zij zoo schaarsch?

1859.

DE RUSTDAG EN DE WERKENDE STAND.

EENE GETUIGENIS VOOR EENE WAARDIGE VIERING VAN DEN

ZONDAG, DOOR HANDWERKSLIEDEN.

Indien gij gewoon zijt den boom te waarderen naar de vruchten die hij afwerpt, en wie die dat wraken durft? dan schuilt er maar weinig uitlokkends om dit boekske op te slaan in de mededeeling, dat het uit drie antwoorden bestaat op eene prijsvraag ingekomen, het gelukkig drietal, dat boven eene breede schaar van mededingers de kroone wegdroeg. Ons ten minste ging het een oogenblik aldus. Op het gebied van letteren en kunst zijn wij te dikwijls door bekroonde schriften teleurgesteld, om er langer gretig de hand naar uit te strekken. 't Is of men die kransen zelden hoog hangt. Waarom week echter de schier gewettigde weêrzin ditmaal spoedig? Verre van ons zelfs een zweem van wankelen in de overtuiging, dat maatschappijen en genootschappen iets waardigers zouden doen, door het verdienstelijkste werk of het schoonste dichtstuk in de laatste vijf of tien jaren verschenen te beloonen, dan door het uitloven van medailles allerlei ziekelijke ijdelheid tot voortbrenging te prikkelen! Het was eene andere gedachte, die ons spoorde deze

blaadjes in te zien: nieuwsgierigheid, meent ge; belangstelling, hopen wij. We hebben in deze schrijvers met handwerkslieden te doen, een slag van menschen dat schaars de pen voert, maar er daarom misschien te eigenaardiger in slaagt. De stoffe, die hen deze ter hand deed nemen, neen, zij kan voor u noch voor mij, hoe verscheiden ook onze levens- en wereld-beschouwing zij, iets vreemds of verrassends hebben; maar de wijze waarop de werkende stand die verwerkt, moet een diepen blik gunnen, dunkt ons, in zijn geest en gemoed, en wie mag voor een van beide onverschillig zijn?

Het is de Commissie van Scheidsregters een allerzonderlingste variant voor beoordeelaars van antwoorden op eene prijsvraag; hier kon immers van geen geschil sprake zijn? het zijn de Heeren A. Ebink, P. van Eik, T. M. Looman, J. H. den Ouden en C. Schwartz, die ons in een Voorwoord

waarom dat hoogduitsche opschrift inplaats van het nederduitsche Voorrede? — de geschiedenis dezer opstellen mededeelen. Gedurende den zomer van het jaar 1858", lezen wij in dat berigt, uit Amsterdam, den 9den September 1859 gedagteekend, wheeft het bestuur der Nederlandsche Rijnspoorweg-maatschappij des Zondags pleiziertreinen voor den werkenden stand doen loopen." Als wij straks lastig mogten zijn geweest door onze aanmerkingen, gaarne brengen wij dezen volzin onze hulde, hij geeft duidelijk berigt van het feit, niets meer maar ook niets minder. Door privaatpersonen," waarom mogen

-

wij niet prijzende voortgaan? "door privaatpersonen, zoowel als door den Raad van Amsterdam, werd aangetoond, dat deze onderneming èn uit een maatschappelijk en uit een Christelijk standpunt afkeuring verdiende." Aangetoond is nog niet bewezen; trouwens, wij kennen er, die bij de bedenkingen, zoowel door eenige leden des raads als door vele bedeelers van handwerksvolk tegen deze uitspanning ingebragt, op

« AnteriorContinuar »