Imágenes de páginas
PDF
EPUB

niet neen te antwoorden, en neen antwoorden met ons inderdaad de affiches, wij hadden haast geschreven, de piquante affiches, welke wij van tijd tot tijd op het bordje der Schotsche zendingskerk lezen, en ons, aan wie de schuld? de dagen herinneren toen dit gebouw eene wereldscher bestemming had. Om de vale vlerken te ontgaan, die zich telkens dreigender over het gehoor verzwaren, om de verveling voor te komen, neemt men zijne toevlugt tot twijfelachtige geestigheden, de goddelijke zaak onwaardig. Verre zij het van ons, van deze schrijvers, van wien ook, de zeldzame gave te eischen, schier voor lange noch zware studie veil, de gave, dat groote, dat dikwijls zoo goede kind, het volk, 't geen van bespiegelingen niet wil weten, maar door voorstellingen getroffen wil worden, dat hoorende zien wil, te boeijen en boeijende te bekeeren!

maar het regt op te merken, dat niet elk middel, 't welk men er toe aanwendt, toejuiching verdient, dat gelooven wij te hebben. Wij willen volstrekt niet beweren, dat er geene andere wegen zijn naar het hoofd en het harte van dien grooten hoop, uit welken zich van geslacht tot geslacht de besten opheffen om op hunne beurt burgers te worden, dan het spoor, dat wij het zekerst achten, dat hij van zelven inslaat, die de schare lief heeft met geheel zijn geest en geheel zijn gemoed, die in iede ren goeden zin mensch is als zij; maar dat deze vorm versleten blijkt, en dat de grillige, die hem dreigt te vervangen, geen heil belooft, dat schromen wij niet het oordeel van iederen onpartijdige ter overweging aan te bevelen.

Er ademt in den geest, die uit deze bladen spreekt, eene verloochening van het zinnelijke onzer natuur eigen, die van geen gezond leven getuigt, er blijkt uit het stilzwijgen over iedere andere lectuur dan die stichtelijke heet, eene minachting voor de gave des verstands, waarmede wij evenmin vrede hebben. Ons menschen is een heilig, een onvervreemdbaar regt

op vreugde toegekend; als elke behoefte onzer natuur eischt zij bevrediging; wat is er blijmoedigs, vrolijks, opgeruimds in dit boek? Liefde, huwelijksweelde, ouderzegen, de hoogste, de edelste geneugten, tot geen kring beperkt, en ook den minsten onzer bestemd; zij worden in het voorbijgaan vermeld, maar van waarachtige waardering dezer banden is geen sprake: het oog ziet niet helder meer, dat deze rozen veronachtzaamt, om slechts over de doornen te klagen! Spelen voor de jeugd, die de leden vlug maken; spelen, die de kracht ontwikkelen, welke er in de knuisten schuilt; spelen, die worsteling in weelde verkeeren, er is ten onzent geene gelegenheid toe, maar, als of dit altijd zoo blijven moest, gaat er over dat gemis ook geene klagt uit deze bladeren op! Werp ons niet tegen dat zij slechts wereldsche driften voên, wij huldigen uwen hoogen, uwen heiligen ernst; doch zoo die, onder velerlei ontbering, niet in ziekelijke huichelarij zal ontaarden, het forsche lijf waarborge eene fiere ziel! Ons volksleven kwijnt sedert de dagen voorbij zijn gegaan, waarin Jan, meer dan een zijner buren, rap van hand en kloek ter daad was; waarin hij meer wist dan zij, waarin hij wilde. Sedert zijn wie bij hem achter waren, vooruit geraakt; sedert zouden enkele van deze, zou John Bull of Sandy hem wel op sleeptouw willen nemen naar eene oefening! Het is hier de plaats niet Engelsche of Schotsche bekeeringszucht te wikken en te wegen; maar is het zoo verre met ons gekomen, dat ons door Groot-Brittanje moet worden gepredikt, dat in geloof deugd schuilt, laat ons dan ook de andere spreuk van Groot-Brittanje ter harte nemen, dat kennis magt is. Onze grond, onze geschiedenis, onze kunst, wat weet de hollandsche handwerksman er af, wat kan hij er van weten? Schaars gaat er eene stemme op, die er tot het volk over spreekt; de omstreken onzer groote steden bieden het, in stede van het genot der natuur, slechts de gelegenheid

aan, om jenever te drinken; en onze galerijen, ze zijn er zoo goed als voor gesloten, want wie, die de scheppingen der meesters het algemeen verklaart? Aan de overzijde des kanaals heeft de werkende stand zijne slechts voor hem bestemde literatuur, beide vrome en vroede; daar staat hem de toegang open om heden te gaan bezigtigen, wat hij gisteren heeft leeren begrijpen. Och, dat wij, die ons bij een blik op de kaart van Europa, op onze volksbeschaving plegen te goed te doen, dien niet louter waar het kerkleer geldt, dien in menig ander opzigt naar het kleine eiland rigtten, 't geen tot voor luttel jaren ons werelddeel regeerde, 't geen dit ten langen leste de geheele wereld wel weder zal doen; tot daden zou de overtuiging rijpen, dat volksvermaken goede renten geven; dat scholen voor dit leven die voor het volgende moeten voorafgaan; dat wel de bloem, maar niet de kern eener natie in eerste en tweede klasse valt te waarderen; dat het de derde is, waaruit de overige gedurig moeten worden aangevuld en vervangen, en dat dus van hare gezondheid naar ligchaam en ziel beide de gansche toekomst af hangt.

1860.

AMSTERDAM IN 1860.

TEKST VAN W. J. HOFDIJK. PLATEN VAN J. HILVERDINK.

Voltaire verklaarde aan Willem van Haren, in het tweede couplet van het bekende, vleijende dichtstukje: Navolgen kan ik u niet, maar uw moed is mij lief!" Als de lezer den fraaijen versregel voor zich zelven opzegt, hoort hij wat wij den heer Hofdijk toeriepen, bij het eerst ter hand nemen van dit boekske.

Wij zullen niemand een spotzieken glimlach euvel duiden om de gekke tegenstelling, die in de persoonlijkheden schuilt, maar wat de zaak betreft, inderdaad, het was de indruk door het titelblad op ons gemaakt. Louter door het titelblad? De vraag is minder bescheiden dan natuurlijk; of de acht bladzijden dezer beide afleveringen aan die opvatting van het onderwerp beantwoordden, het zal blijken, als men ons toestaat haar te ontwikkelen naar aanleiding van een soort van prospectus op de achterzijde van den omslag geplaatst. De elkander opvolgende verschijning," lezen wij daar, van een Album der stad s' Gravenhage, daarna van Leiden, Utrecht en Rotterdam, hebben uitgevers dezes op het denkbeeld gebragt, een dusdanig werk van Amsterdam te geven. Worden," zoo luidt het verder, "worden voornoemde werken door eene ruime inteekening ge

rugsteund, dan is zulks vooral te verwachten van Neêrlands Hoofdstad, te meer, daar er van Amsterdam, tot op heden, geene platen bestaan, welke aan de eischen van het tegenwoordige standpunt der kunst voldoen."

Het eischt moed, meenden wij, en dat niet enkel uit hoofde van den minder gelukkigen uitslag van velerlei proeven, in den loop dezer eeuw genomen, de vroegere stadsbeschrijving en stadsveraanschouwelijking voort te zetten en aan te vullen. Wij laten het voor rekening van Jan de Kruyff, of Wagenaar door zijn Amsterdam, "zyn Vaderland, zyn stad, zich zelv' eene eerzuil" hebbe gesticht, maar ondanks al het verdienstelijke der pogingen van uitgevers als Maaskamp en Buffa, en schrijvers als Zeegers en Van de Vijver, de opvolgers schijnen ons ZOO verre beneden hem gebleven, als hij zich in zijn werk boven zijne voorgangers verhief. En echter verklaart die blik op het verledene den uitroep, waarmede wij aanvingen, maar ten halve. Met het oog op de degelijkheid der uitvoering," lezen wij in de prospectus ten slotte, heeft de uitgever de teekening der platen opgedragen aan den heer J. Hilverdink, terwijl de uitvoering aan de zoo gunstig bekende steendrukkerij van den heer C. W. Mieling is toevertrouwd; zullende het geheel onder toezicht van den heer W. J. Hofdijk bewerkt worden, welke Heer goedgunstig het schrijven van de daarbij behoorende tekst heeft op zich genomen. Moeite noch kosten,' dus besluit de belofte, zullen gespaard worden, om dit Album tot een blijvend prachtwerk en een Historisch Gedenkboek van Amsterdam te maken."

[ocr errors]

Of wij lezen meer in die regelen dan er staat, òf de heer Hofdijk neemt, den tegenwoordigen toestand der hoofdstad in verband beschouwd met het tegenwoordig standpunt der kunst," een looden last op zich; "navolgen kan ik u niet, uw moed is mij lief!" Slechts bij hem, niet bij den

maar

« AnteriorContinuar »